Nieuwe adviezen van de Orde

02.03.2018

Aanvaarding door een arts van een schenking van een patiënt
Weigeren van zorg voor een patiënt enkel omdat deze geen individuele kamer kiest
Patiënten in illegaal verblijf – Dringende medische hulp – Terugbetaling

Aanvaarding door een arts van een schenking van een patiënt

De nationale raad van de Orde der artsen heeft de vraag onderzocht of een arts een schenking van een patiënt mag aanvaarden.

1. Schenkingen van een patiënt die aan de ziekte waarvoor hij behandeld werd, is overleden

Op grond van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek mag een arts nooit schenkingen aanvaarden van een patiënt die ten gevolge van de ziekte waarvoor de arts hem behandelt, komt te overlijden. Het betreft zowel schenkingen die de patiënt hem tijdens de behandeling doet, als de voordelen die hij zou genieten uit het testament van de patiënt.

2. Schenkingen van een patiënt die niet aan de ziekte waarvoor hij behandeld wordt, is overleden.

De nationale raad beveelt aan schenkingen van patiënten in principe beleefd te weigeren en aan de patiënt uit te leggen dat het ongepast zou zijn voor de arts om deze te aanvaarden. De nationale raad adviseert in dialoog te gaan met de patiënt om te kijken of er geen andere aanvaarbare bedankingswijzen zijn, zoals het doen van een schenking aan een goed doel of het opstellen van een welgemeende bedankingsbrief.

Wanneer een patiënt blijft aandringen een schenking te doen, dient de arts overtuigd te zijn dat dit geen invloed heeft op de professionele oordeelsvorming, noch potentiële schade kan veroorzaken aan de vertrouwensrelatie, in het bijzonder wanneer de patiënt omwille van zijn gezondheidssituatie zich in een uiterst kwetsbare positie bevindt.

Een arts mag onder geen beding een patiënt aanmoedigen tot een schenking over te gaan die de arts direct of indirect bevoordeelt. Hij mag het gevoel van de patiënt dat hij hem moreel iets is verschuldigd, niet opwekken of aanmoedigen. De uitoefening van zijn beroep door de arts verantwoordt geen andere materiële beloning dan de betaling van zijn erelonen.

Weigeren van zorg voor een patiënt enkel omdat deze geen individuele kamer kiest

Naar aanleiding van de recente actualiteit herinnert de nationale raad van de Orde der artsen dat het strijdig is met de geneeskundige plichtenleer dat de arts weigert de zorg voor een patiënt op zich te nemen enkel omdat deze geen individuele kamer kiest, in het bijzonder indien de ziekenhuisopname gebeurt in het kader van een lopende medische behandeling of de opvolging van een langdurige aandoening (advies van 22 februari 2014 van de nationale raad, getiteld Vrije artsenkeuze door de patiënt die ervoor kiest te worden opgenomen in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer, Tijdschrift nationale raad nr. 145).

Dit deontologisch standpunt verwoord in 2014 werd in 2016 wet.

De wetgeving op de ziekenhuizen stelt voortaan uitdrukkelijk dat de patiënt altijd recht heeft op hetzelfde aanbod aan kwaliteitsvolle gezondheidszorg op het vlak van de aangeboden verstrekkingen, de termijn waarbinnen deze verstrekkingen worden aangeboden en de artsen die in het ziekenhuis werkzaam zijn, om het even of hij kiest voor een opname in een individuele kamer, een tweepatiëntenkamer of een gemeenschappelijke kamer (artikelen 29/1 en 128 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen).

De keuze van het type kamer komt uitsluitend toe aan de patiënt. De arts mag de patiënt niet beïnvloeden om hem financiële opnamevoorwaarden te doen aanvaarden die hij niet wenst (advies van 20 februari 2016 van de nationale raad, getiteld Handelwijze van bepaalde artsen die aan een patiënt opdringen een eenpersoonskamer te kiezen als voorwaarde om door hen in behandeling genomen te worden tijdens een ziekenhuisopname, Tijdschrift nationale raad nr. 152).

Artikel 5 van de code van geneeskundige plichtenleer legt de arts op al zijn zieken even gewetensvol te verzorgen.

Zodra de arts een ingreep voorstelt, vestigt hij de aandacht van de patiënt op de financiële kosten ervan en spoort hij de patiënt ertoe aan bij de ziekenhuisadministratie inlichtingen in te winnen betreffende de zorgfactuur.

Indien het een geplande ziekenhuisopname betreft, is de nationale raad er voorstander van dat de opnameverklaring, het document met de nodige toelichting bij de opnameverklaring en de overzichtslijst met de prijzen van de door het ziekenhuis aangeboden goederen en diensten niet aan de patiënt worden overhandigd op de dag zelf van de ziekenhuisopname maar voorafgaandelijk zodat de patiënt er kennis van kan nemen in optimale omstandigheden (advies van 22 februari 2014 van de nationale raad, getiteld Informatieplicht van de arts ten opzichte van de patiënt betreffende de medische erelonen, Tijdschrift van de nationale raad nr. 145).

De nationale raad benadrukt ten slotte nogmaals dat er geen verband bestaat tussen het vragen van ereloonsupplementen en de kwaliteit van de verstrekte zorg (Persbericht van 20 februari 2016 van de nationale raad, getiteld Weigering van enkele artsen om patiënten te behandelen die een tweepersoonskamer kiezen, Tijdschrift van de nationale raad nr. 148).

Patiënten in illegaal verblijf – Dringende medische hulp – Terugbetaling

De nationale raad van de Orde der artsen heeft het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 2 en 9ter van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, besproken.

Het wetsontwerp heeft tot doel verder te werken aan het hervormingsproject van de betalingen van medische kosten door het OCMW. Via dit hervormingsproject wil men een administratieve vereenvoudiging verwezenlijken door de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (hierna HZIV) vergaand bevoegd te maken voor de afhandeling van deze dossiers.

1/ De nationale raad staat positief ten opzichte van deze administratieve vereenvoudiging die toelaat dat meer mensen, in het bijzonder de kwetsbare bevolkingsgroep van vreemdelingen die illegaal in België verblijven, een vlotte toegang krijgen tot gezondheidszorg, alsook ten opzichte van de financiële transparantie die men wil bekomen door de opdrachten van de HZIV uit te breiden tot het verstrekken van informatie over het tarief van de terugbetaling.

2/ De nationale raad heeft evenwel ernstige bedenkingen bij de opdracht die de HZIV zou krijgen tot het nemen van maatregelen in geval van administratieve gebreken en van onverschuldigde betalingen.

a) Het huidige wettelijke kader bepaalt dat de overheid op dit moment enkel tussenkomt voor zorgen die een nomenclatuurnummer van het RIZIV hebben en waarvoor de arts een attest "Dringende medische hulp" heeft ingevuld. Er wordt enkel in een terugbetaling voorzien aan de arts indien het dringende medische hulp betrof. De nieuwe maatregelen houden volgens het artikel 5 van het wetsontwerp in dat de kosten van de hulp niet worden betaald of dat de onverschuldigde betalingen worden teruggevorderd. Teneinde deze maatregelen te kunnen nemen, zullen er controles uitgevoerd worden door een controlearts, een functie die zal worden gecreëerd bij de HZIV. De controles van de controlearts hebben tot doel achteraf na te gaan of de verstrekte zorg valt onder het criterium van "dringende medische hulp". Volgens de memorie van toelichting heeft het wetsontwerp bovendien tot doel dat de Staat een jurisprudentie tot stand kan brengen wat betreft de medische verantwoording van de attesten van dringende medische hulp (Parl. St. nr. 2890/001, p. 5).

De nationale raad heeft hierover reeds meermaals gesteld dat het niet raadzaam is zich toe te leggen op de terminologie in de medische hulp maar wel op de behoeften die ze dient te dekken. In wezen moet er een antwoord gegeven worden op de vraag naar gezondheidszorg waartoe een bijzonder kwetsbare bevolkingsgroep toegang dient te hebben. Bovendien merkt de nationale raad op dat het creëren van een dergelijke jurisprudentie de diagnostische en therapeutische vrijheid van de uitvoerende arts minstens indirect beperkt, aangezien zijn professionele oordeelsvorming zal gekoppeld zijn aan het risico zelf te moeten opdraaien voor de kosten, als achteraf wordt besloten dat het geen "dringende medische hulp" betrof. Hierdoor dreigen patiënten noodzakelijke zorg te mislopen uit angst van de arts om geen terugbetaling te krijgen en komt het fundamenteel mensenrecht op zorg onder druk te staan.

b) Daarnaast merkt de nationale raad op dat overeenkomstig het artikel 122 van de Code van geneeskundige plichtenleer, de controlearts zijn beroepsonafhankelijkheid volledig moet behouden ten opzichte van zijn opdrachtgever en ten opzichte van andere eventuele partijen. Bij het formuleren van zijn besluiten als arts moet hij enkel volgens zijn professioneel geweten handelen. De nationale raad meent dat de bedoelde jurisprudentie de beroepsonafhankelijkheid ten zeerste in het gedrang brengt.

c) De nationale raad stelt daarom voor het controlemechanisme waarin het artikel 5 voorziet zodanig te organiseren dat het beperkt blijft tot een voorafgaandelijke controle van de twijfelgevallen inzake dringende medische hulp. Artsen die misbruik zouden maken van het systeem blijven steeds tuchtrechtelijk aansprakelijk en kunnen bijgevolg op deze wijze nog steeds gesanctioneerd worden. Daarbij zou kunnen worden voorzien dat de tuchtsanctie wordt meegedeeld aan de HZIV, waarop deze alsnog tot een terugvordering kan overgaan.

3/ De nationale raad vraagt daarom dat het wetsontwerp wordt geamendeerd, zodat de controle beperkt wordt tot een voorafgaandelijke controle van de gevallen waarin de uitvoerende arts twijfelt of het dringende medische hulp betreft en zodat de maatregel tot terugvordering slechts mogelijk is nadat de arts een tuchtsanctie heeft opgelopen wegens het foutief inroepen van dringende medische hulp.

Bovendien vraagt de nationale raad nauw betrokken te worden bij de uitwerking van de uitvoeringsbesluiten wat betreft de regels en modaliteiten van de controles, alsook de invulling van het statuut van de controlearts, mede gelet op de delicate benadering van het beroepsgeheim en het omgaan met medische gegevens die de opdracht van de controlearts noodzakelijkerwijs zou inhouden.

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht