Nieuwe adviezen van de Orde

15.09.2018

De Nationale Raad van de Orde der Artsen heeft op 15 september 2018 nieuwe adviezen besproken en gepubliceerd.

1. Vraag van de patiënt aan de behandelende arts om medische formulieren in te vullen voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract
2. Aanwijzing van een psycholoog als enige deskundige in een juridisch dossier voor de beoordeling van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit
3. Leidraad “Contracten en vennootschappen”
4. Simultane anesthesieën
5. Stopzetting van praktijk - Bewaren en doorgeven van dossiers van een huisarts

1. Vraag van de patiënt aan de behandelende arts om medische formulieren in te vullen voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract
In zijn vergadering van 15 september 2018 heeft de nationale raad van de Orde der artsen de kwestie besproken van de deontologische verplichting van de behandelende arts in te gaan op de vraag van de patiënt medische formulieren in te vullen voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract (cf. advies van de nationale raad ‘Geneeskundige verklaringen voor (kandidaat-)verzekerden' van 16 juli 2005 (a110002)).

In verschillende omstandigheden is de patiënt aangewezen op een verklaring over zijn gezondheidstoestand van zijn behandelende arts of op de hulp van deze laatste om medische vragenlijsten te beantwoorden:

  • om een sociaal voordeel te bekomen (voordeel van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, gewaarborgd inkomen, statuut van het VAPH, enz.),
  • om te voldoen aan een wettelijke verplichting (vaccinatie, leerplicht, enz.),
  • bij een deskundigenonderzoek (artikel 43 van de code van medische deontologie),
  • of nog in het kader van een contractuele relatie (artikel 61 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, bekwaamheidsattest om sport te beoefenen, enz.).

De verzekeringscontracten maken onlosmakelijk deel uit van onze maatschappij (schuldsaldoverzekering, bijkomende verzekering gezondheidszorg, ongevallenverzekering, repatriëringsverzekering, annulatieverzekering, enz.).

Het is een deontologische plicht van de behandelende arts, binnen de grenzen van zijn bekwaamheden en objectief, te voldoen aan de rechtmatige vragen van de patiënt die slechts geconcretiseerd kunnen worden met zijn medewerking. Hij kan zich er niet aan onttrekken zonder gegronde reden (artikel 26 van de code van medische deontologie).

De stappen nodig voor het afsluiten, en meer nog voor het uitvoeren van bepaalde contracten, onder meer de levensverzekeringen en gewaarborgd inkomen, zijn evenwel ingewikkeld en vereisen een bijzondere technische kennis om het belang van de patiënt te beschermen. In deze situatie kan de behandelende arts zijn patiënt doorverwijzen naar een arts gespecialiseerd in verzekeringsgeneeskunde en medische expertise.

Wanneer de behandelende arts gevraagd wordt documenten in te vullen met het oog op de afsluiting of de uitvoering van een verzekeringscontract handelt hij in opdracht van zijn patiënt en niet van de verzekeringsmaatschappij. Hij moet zich bekommeren om het belang van zijn patiënt en deze correct inlichten wat betreft de in het document gevraagde medische gegevens.

Dergelijke administratieve documenten invullen na de patiënt passend geïnformeerd te hebben is een vervelend werk dat tijd vraagt. Het grootste deel van deze verstrekkingen kan niet ten laste van het RIZIV gebracht worden. De arts dient de verschuldigd geachte erelonen te vragen aan de verzekeringsmaatschappij of aan zijn patiënt.

terug

2. Aanwijzing van een psycholoog als enige deskundige in een juridisch dossier voor de beoordeling van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit
De nationale raad van de Orde der artsen werd om advies verzocht over de aanwijzing van een psycholoog als enige deskundige in een juridisch dossier voor de beoordeling van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit.

1°/ Enerzijds mag de deskundige de vereiste handelingen waarop het deskundigenonderzoek betrekking heeft niet uitvoeren indien hij niet over de vereiste beroepstitel of de nodige competenties beschikt.

Anderzijds mag hij sommige handelingen niet veronachtzamen door de grenzen van zijn competenties.

Indien het deskundigenonderzoek gepaard gaat met handelingen waarvoor de competentie van verscheidene beroepen vereist is, dient het opgesplitst te worden tussen meerdere deskundigen of dient de aangewezen deskundige de hulp in te roepen van een domeinspecialist.

2°/ De gezondheidsberoepen, waarvan de uitoefening gereglementeerd is, zijn vastgelegd in de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

Indien een letsel of een ziekte beoordeeld dient te worden door een deskundigenonderzoek, moet de deskundige een arts zijn (artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidzorgberoepen). De deskundige niet-arts mag in geen geval een opdracht vervullen die onder de uitoefening van de geneeskunde valt; indien tijdens de opdracht blijkt dat bij de beoordeling medische elementen komen kijken, moet hij een beroep doen op een gespecialiseerde arts om hem in te lichten.

Bij een aantasting van de fysieke en psychische integriteit kan het noodzakelijk zijn andere aspecten te beoordelen.

Zo is de aanwijzing gerechtvaardigd van een psycholoog voor de beoordeling van de psychologische of psychotechnische1 gevolgen (cognitieve stoornissen ten gevolge van schedeltrauma's, psychisch-affectieve stoornissen, beoordeling van chronische pijn, enz.) of van een ergoloog2 om te bepalen welke beroepen het slachtoffer nog kan uitoefenen en wat zijn concurrentievermogen voor deze beroepen op de arbeidsmarkt is.

1 : De Mol J., « Intérêts et limites des tests psychotechniques », Revue belge du dommage corporel et de médecine légale, 2017/2, p. 59
De Mol J. en Lutte I., « Troubles douloureux chroniques : de la clinique à l'évaluation », Revue belge du dommage corporel et de médecine légale, 2008/2, p. 9
2 : "De term ergoloog maakt deel uit van het juridisch taalgebruik.  De ergologie is het onderdeel van de technologie met als doel het kennen en uitleggen van arbeidsgerelateerde feiten" (N.v.d.v.: vrije vertaling van Larousse 2017. De termen ergoloog/ergologie komen niet voor in  het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal Van Dale, maar worden wel gebruikt in gerechtelijk-geneeskundige teksten).

terug

3. Leidraad “Contracten en vennootschappen”
De nationale raad van de Orde der artsen heeft de leidraad "Contracten en vennootschappen" onderzocht.

A. Geen verplichting tot overlegging van samenwerkingsovereenkomsten aan de provinciale raden
De evolutie van de geneeskunde vereist meer in groepsverband te werken. Multi- en interdisciplinaire praktijkvoering is frequenter. Het is ook een meerwaarde voor zowel de arts en andere zorgverleners, als voor de patiënt.

Artikel 159, § 4, Code van geneeskundige plichtenleer 1975 (hierna: CDW1975) bepaalde dat elk ontwerp van statuten, huishoudelijk reglement, of oprichtingsakte van een vennootschap of vereniging, elk ontwerp van overeenkomst, evenals elk stuk waarnaar daarin verwezen wordt, voorafgaandelijk door elke arts ter goedkeuring diende voorgelegd te worden aan zijn provinciale raad. Hetzelfde gold voor elk ontwerp van wijziging ervan.

De Code van medische deontologie 2018 (hierna: CMD2018) bevat deze verplichting niet meer. De arts kan zijn provinciale raad wel nog een deontologisch advies vragen. Dit deontologisch advies is geen juridisch advies1.

B. Deontologische aanbevelingen
Als algemene regel voor samenwerkingsovereenkomsten geldt dat alle deontologische regels van toepassing blijven.
De gekozen samenwerkingsvorm en haar doel moeten voldoen aan de wettelijke bepalingen.
De (belangrijkste) deontologische aanbevelingen voor een samenwerkingsovereenkomst zijn:

1. Autonomie
De professionele samenwerking moet de autonomie van de arts waarborgen (artikelen 7 en 25 CMD2018).

2. Organisatie
2.1 Patiëntendossiers
De arts blijft verantwoordelijk voor het bijhouden en de toegang tot zijn patiëntendossiers, ongeacht het type dossier.
De bewaring van die dossiers moet voldoen aan de wettelijke en deontologische vereisten (artikel 22 e.v. CMD2018).

2.2 Opleidingen, wetenschappelijke activiteiten en vorming
Er moet voldoende ruimte en tijd zijn voor opleidingen, wetenschappelijke activiteiten en vorming. (artikel 4 CMD2018).
De artsen moeten bijdragen tot de vooruitgang van de zorgkwaliteit en van de wetenschappelijke kennis (artikel 4 CMD2018).
De opleiding van de studenten geneeskunde en van de jonge artsen is een deontologische plicht.

2.3 Evenwicht tussen beroepsactiviteit en privéleven
Bij de bepaling van de wachtdiensten, werk- en vakantieregelingen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de desiderata van de geassocieerde artsen (artikelen 10 en 13 CMD2018).
Er moet een aanvaardbare regeling zijn voor zwangere artsen en voor bijzondere omstandigheden.

3. Vrije artsenkeuze
De vrije artsenkeuze van de patiënt moet worden gevrijwaard (artikel 15 CMD2018).
Doorverwijzing naar de meest gekwalificeerde collega, binnen of buiten de samenwerking, mag noch belemmerd noch verhinderd worden (artikel 6 CMD2018).

4. Kwaliteit en veiligheid van de beroepsuitoefening
Kwaliteit en veiligheid vereisen (artikel 8 CMD2018):
aangepaste en volgens hygiënische regels onderhouden praktijkruimten;
deugdelijk en goed onderhouden materieel en materialen;
degelijk personeel dat in gemeen overleg wordt aangeworven.

5. Financiële regelingen
De afspraken voor pooling van inkomsten en uitgaven moeten duidelijk zijn.
De verdeling van de lasten en de baten moet billijk zijn.
Een geschorste arts mag gedurende de schorsing geen financiële voordelen uit de samenwerking hebben.

6. Verzekeringen
Elke geassocieerde moet een beroepsaansprakelijkheidsverzekering hebben (artikel 9 CMD2018).
Z
o ook de samenwerking.

7. Persoonlijke overtuiging
De persoonlijke overtuiging van een arts mag de kwaliteit van de zorg niet in het gedrang brengen (artikel 31 CMD2018).
De overeenkomst mag geen discriminerende bepalingen bevatten.

8. Niet-toegelaten activiteiten
De samenwerking mag niet leiden tot:
commerciële activiteiten (artikel 34 CMD2018);
ongeoorloofde publiciteit (artikel 37 CMD2018);
overconsumptie (artikel 41 CMD2018);
collusie (artikel 12 CMD2018);
gebruik van de naam van de arts voor reclamedoeleinden;
activiteiten die de belangen van de patiënt kunnen schaden.

9. Toetreding en uittreding
9.1 Toetreding
De overeenkomst bepaalt de wijze waarop nieuwe leden kunnen toetreden.

9.2 Uittreding
Een uitstapregeling moet billijk zijn en vooraf uitdrukkelijk bepaald.
De regeling voor wat er met de patiëntendossiers zal gebeuren, moet conform de patiëntenrechten zijn.
Een niet-vestigingsbeding in opleidingsovereenkomsten moet worden vermeden.

10. Geschillen
Geschillen worden best opgelost in gemeen overleg (artikel 11 CMD2018). Daarbij kan de provinciale raad verzoenen of bemiddelen.
De overeenkomst bepaalt wat gebeurt indien een arts een strafrechtelijke, burgerrechtelijke, administratieve of tuchtrechtelijke veroordeling heeft gekregen, die enige weerslag heeft of kan hebben op de professionele samenwerking, of wanneer er zich bepaalde incidenten of klachten hebben voorgedaan (artikel 14 CMD2018).

1 : Sommige bestaande samenwerkingsovereenkomsten bevatten nog de verplichting om, krachtens artikel 159, § 4, CMD1975, elke wijziging voor te leggen aan de provinciale raad.

terug

4. Simultane anesthesieën
De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht de vraag betreffende simultane anesthesieën.

Sectie IV artikel 2.07 van de Belgian Standards for patient safety in anesthesia (an update 2002) stelt dat er een aanwezigheid bij de patiënt dient te zijn vanaf het begin van de anesthesie tot de overbrenging naar de ontwaakzaal of intensieve zorgen. Deze aanwezigheid is continu. Enkel bij vitale urgenties bij andere patiënten kan de anesthesist de patiënt gedurende een korte tijd verlaten, mits een bevoegd persoon exclusief de bewaking van de patiënt overneemt.

De Belgian Standards for patient safety in anesthesia (1998 en an update 2002) maken geen onderscheid tussen locoregionale anesthesie en algemene anesthesie.

De Belgian Standards for patient safety in anesthesia (1998 en an update 2002) zijn guidelines of klinische richtlijnen. Ongetwijfeld wordt met deze normen een vorm van soft law gecreëerd die als bijkomend toetsingskader voor de rechtspraak kan dienen. Het is namelijk bekend dat de rechtspraak voor de invulling van "het zorgvuldig handelen" van de beroepsbeoefenaar een beroep zal kunnen doen op klinische praktijkrichtlijnen. Afwijkingen van klinische richtlijnen kunnen echter gerechtvaardigd worden in individuele gevallen.

De nationale raad verwijst verder naar het advies van de nationale raad van 14 november 1998 dat nog steeds actueel is.

De arts heeft voor een kwaliteitsvolle uitoefening van zijn beroep de vereiste kennis en deskundigheid en de gepaste attitude1. De arts aanvaardt slechts het aantal patiënten die hij, volgens de huidige stand van de wetenschap, gewetensvol, zorgvuldig en respectvol kan verzorgen2. De arts organiseert zijn praktijk zodanig dat hij zijn beroep kwalitatief hoogstaand en veilig uitoefent en de continuïteit van de zorg verzekert3.

Tevens dient vermeld te worden dat sommige verzekeraars simultane anesthesie als een uitsluiting beschouwen. Deontologisch dient een arts verzekerd te zijn voor de uit te voeren medische handelingen4. De wet patiëntenrechten5 bepaalt dat een arts zijn patiënt inlicht omtrent de verzekeringsdekking.

1 : artikel 3, Code van medische deontologie 2018 (CMD2018)
2 : artikel 6 CMD2018
3 : artikel 8 CMD2018
4 : artikel 9 CMD2018
5 : artikel 8/1, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt

terug

5. Stopzetting van praktijk - Bewaren en doorgeven van dossiers van een huisarts
De nationale raad van de Orde der artsen heeft een vraag besproken aangaande het bewaren en doorgeven van dossiers van een huisarts bij stopzetting van zijn/haar praktijk bij pensionering.

1. Bewaren en bewaartermijn
De nationale raad stelt vast dat er geen algemene wettelijke bepaling bestaat die de bewaartermijn van "een" medisch dossier vastlegt. De burgerrechtelijke verjaringstermijn voor aansprakelijkheid bedraagt maximum 20 jaar vanaf de dag volgend op die waarop de schade is veroorzaakt. Deze 20-jarige aansprakelijkheid gaat over op de erfgenamen bij overlijden van de arts1.

De Code van medische deontologie (CMD) bepaalt dat patiëntendossiers gedurende dertig jaar na het laatste contact met de patiënt dienen bewaard te worden (art. 24 CMD 2018)2.

Een arts die zijn praktijk stopzet is dus gedurende dertig jaar na het laatste contact met de patiënt verantwoordelijk voor de bewaring van zijn patiëntendossiers en het bezorgen van alle nuttige inlichtingen voor de continuïteit van zorg aan de arts die de patiënt aanwijst of aan de patiënt zelf.

2. Doorgeven
Om praktische redenen (o.m. eigen gezondheid, overlijden, verhuis, technische moeilijkheden) is het voor een arts niet altijd mogelijk zelf voor het bewaren van de patiëntendossiers in te staan.

In die omstandigheden kunnen deze dossiers in bewaring gegeven worden bij een collega met dezelfde bevoegdheid.

Deze collega neemt dan, naast het doorgeven van alle nuttige inlichtingen voor de continuïteit van zorg aan de arts die de patiënt aanwijst of aan de patiënt zelf, tevens alle taken over in het kader van art 9 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt3 (veilige bewaring, beantwoorden aan het recht op inzage en recht op afschrift). Hij doet dit met respect voor het beroepsgeheim en de regelgeving rond de bescherming van gegevens (GDPR). In deze omstandigheden is het logisch aan de door de patiënt aangewezen arts het volledige patiëntendossier over te maken.

In een associatie, groepspraktijk of wijkgezondheidscentrum zal deze bewaring doorgaans automatisch verder gezet worden.

Een solo-arts (of zijn naast- of nabestaanden) kan in eerste instantie zelf proberen een collega te vinden die bereid is deze dossiers te bewaren.

Indien deze arts niet in staat is zelf een collega te vinden kan hij zich wenden tot de huisartsenkring en/of zijn provinciale raad, die mede naar een oplossing kunnen zoeken. Mogelijke oplossingen zijn o.m. dat de huisartsenkring zelf, onder de verantwoordelijkheid van zijn voorzitter, voor de bewaring instaat of dat de huisartsenkring toch een collega bereid vindt deze taak op te nemen. In laatste instantie is het aan de provinciale raad een oplossing te vinden.

Daarenboven wil de nationale raad opmerken dat - zoals vermeld in art. 22 CMD 20184 - het patiëntendossier ook een functie heeft als ‘bewijselement', zowel in het kader van deontologische als van burgerlijke aansprakelijkheid. In die optiek moet er, naargelang de problematiek, een toegang tot de dossiers mogelijk blijven voor de arts of, desgevallend, voor zijn naast- of nabestaanden.

3. Papieren versus elektronische dossiers
Dezelfde principes gelden uiteraard voor papieren en voor elektronische dossiers.

In geval van papieren dossiers kan voldoende opslagruimte een praktisch probleem betekenen.

In geval van elektronische dossiers meent de nationale raad dat de erkende software pakketten de mogelijkheid moeten voorzien opdat, bij stopzetting van een praktijk, een volledig bestand met patiëntendossiers in bewaring kan gegeven worden aan een andere arts.i

1 : Art. 2262bis van het burgerlijk wetboek
2 : Art. 24. De arts bewaart de patiëntendossiers veilig en met inachtneming van het beroepsgeheim gedurende dertig jaar na het laatste contact met de patiënt. Daarna mag hij die patiëntendossiers vernietigen.
De arts die zijn praktijk stopzet, bezorgt de arts die de patiënt aanwijst, of de patiënt alle nuttige inlichtingen voor de continuïteit van de zorg.
3 : Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt
Art 9 § 1. De patiënt heeft ten opzichte van de beroepsbeoefenaar recht op een zorgvuldig bijgehouden en veilig bewaard patiëntendossier.
Op verzoek van de patiënt voegt de beroepsbeoefenaar door de patiënt verstrekte documenten toe aan het hem betreffende patiëntendossier.
§ 2. De patiënt heeft recht op inzage in het hem betreffend patiëntendossier.
Aan het verzoek van de patiënt tot inzage in het hem betreffend patiëntendossier wordt onverwijld en ten laatste binnen 15 dag en na ontvangst ervan gevolg gegeven.
De persoonlijke notities van een beroepsbeoefenaar en gegevens die betrekking hebben op derden zijn van het recht op inzage uitgesloten.
Op zijn verzoek kan de patiënt zich laten bijstaan door of zijn inzagerecht uitoefenen via een door hem aangewezen vertrouwenspersoon. Indien deze laatste een beroepsbeoefenaar is, heeft hij ook inzage in de in het derde lid bedoelde persoonlijke notities. (In dit geval is het verzoek van de patiënt schriftelijk geformuleerd en worden het verzoek en de identiteit van de vertrouwenspersoon opgetekend in of toegevoegd aan het patiëntendossier.) <W 2006-12-13/35, art. 63, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Indien het patiëntendossier een schriftelijke motivering bevat zoals bedoeld in artikel 7, § 4, tweede lid, die nog steeds van toepassing is, oefent de patiënt zijn inzagerecht uit via een door hem aan gewezen beroepsbeoefenaar, die ook inzage heeft in de in het derde lid, bedoelde persoonlijke notities.
§ 3. De patiënt heeft recht op afschrift van het geheel of een gedeelte van het hem betreffend patiëntendossier (...), overeenkomstig de in § 2 bepaalde regels. Ieder afschrift vermeldt dat het strikt persoonlijk en vertrouwelijk is. (De Koning kan het maximumbedrag vaststellen dat aan de patiënt mag worden gevraagd per gekopieerde pagina die in toepassing van voornoemd recht op afschrift wordt verstrekt of andere dragers van informatie.) <W 2006-12-13/35, art. 63, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De beroepsbeoefenaar weigert dit afschrift indien hij over duidelijke aanwijzingen beschikt dat de patiënt onder druk wordt gezet om een afschrift van zijn dossier aan derden mee te delen.
§ 4. Na het overlijden van de patiënt hebben de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad van de patiënt, via een door de verzoeker aangewezen beroepsbeoefenaar, het in § 2 bedoelde recht op inzage voorzover hun verzoek voldoende gemotiveerd en gespecifieerd is en de patiënt zich hiertegen niet uitdrukkelijk heeft verzet. De aangewezen beroepsbeoefenaar heeft ook inzage in de in § 2, derde lid, bedoelde persoonlijke notities.
4 : Art. 22 De arts houdt voor elke patiënt een patiëntendossier bij, waarvan de samenstelling en de bewaring beantwoorden aan de wettelijke en deontologische vereisten.
De arts beheert, met respect voor het beroepsgeheim, het patiëntendossier als werkinstrument, communicatiemiddel, kwaliteitsreferentiepunt en bewijselement.
i : Art. 46 (Gewijzigd op 19 januari 2013)
Medische dossiers dienen gedurende dertig jaar na het laatste contact met de patiënt veilig, met inachtneming van het beroepsgeheim, te worden bewaard. Na deze termijn kan de vernietiging van de dossiers met dezelfde inachtneming gebeuren.
Art. 47 (Gewijzigd op 19 januari 2013)
Wanneer zijn praktijk ophoudt, maakt de arts alle nuttige en noodzakelijke inlichtingen voor de continuïteit van de zorg over aan de door de patiënt aangeduide arts.
Indien de betrokken provinciale raad ingelicht wordt dat deze arts niet meer bij machte is deze verplichting na te leven, neemt hij de nodige schikkingen voor :
de gepaste bewaarregeling voor de medische dossiers, teneinde de continuïteit van de zorg te kunnen verzekeren,
de vrijwaring van het beroepsgeheim.

terug

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht