Nieuwe adviezen van de Orde

01.07.2019

Termijn van bewaring van de medische dossiers – Arts belast met een evaluatieopdracht
Brief ter verwittiging van de seksuele partner van een patiënt gediagnosticeerd met een soa
Overdracht van patiëntenbestand
Financiering van een multidisciplinaire zorgstructuur via crowdfunding

Termijn van bewaring van de medische dossiers – Arts belast met een evaluatieopdracht
Op 5 juli 2019 heeft de nationale raad het volgende advies uitgebracht over de termijn van bewaring van het medisch dossier door de arts tewerkgesteld door een verzekeringsmaatschappij.

1° In zijn gebruikelijke vorm is het patiëntendossier een instrument voor het verzekeren van de kwaliteit, de continuïteit en de coördinatie van de zorg. De inhoud ervan wordt nauwkeurig weergegeven in artikel 33 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, die in werking treedt op 1 juli 2021, en in artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende bepaling van de algemene minimumvoorwaarden waarvan het medisch dossier, bedoeld in artikel 15 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, moet voldoen.

De arts die een patiënt verzorgt in zijn kabinet, is de bewaarder van dit dossier en is verantwoordelijk voor het bijhouden ervan.

Het ziekenhuisdossier wordt bewaard onder de verantwoordelijkheid van de hoofdarts en niet door de ziekenhuisarts (artikel 25 van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen gecoördineerd op 10 juli 2008).

De Code van medische deontologie 2018(artikel 24), de voornoemde wet van 22 april 2019 (artikel 35) en het voornoemde koninklijk besluit van 3 mei 1999 (artikel 1) leggen de bewaartermijn van het dossier vast op dertig jaar.

2° De gestelde vraag gaat over het dossier opgesteld door een arts die door een openbare of private instelling belast wordt met een opdracht gedefinieerd door de wet of door een dienstencontract (adviserend arts van een verzekeringsinstelling, arts-inspecteur, deskundige voor het FMO, schoolarts, arbeidsarts, enz.).

De inhoud van dit dossier varieert afhankelijk van het doel waarvoor de gezondheidsgegevens verzameld worden, in dit geval de uitvoering van de aan de arts toevertrouwde opdracht.

Indien de arts gesalarieerd wordt door een openbare of private instelling die hem tewerkstelt, noteert hij zijn medische vaststellingen in een dossier dat wordt bewaard door zijn werkgever.

De arts met een zelfstandigenstatuut geeft, wanneer zijn opdracht voltooid is, het medisch dossier dat hij opstelde terug aan degene die hem de opdracht gaf. Deze laatste is verantwoordelijk voor de bewaring ervan.

De arts belast met een opdracht dient de gegevens niet te bewaren eenmaal de opdracht, die de verantwoordelijke voor de verwerking ervan hem toevertrouwde, voltooid is. Het kan evenwel gerechtvaardigd zijn dat de arts de opdrachtbrief en het verslag van het verloop van de opdracht bewaart in zijn eigen archieven om zich te kunnen verdedigen bij betwisting.

De gegevens worden bewaard door de openbare of private instelling, onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar van de gezondheidszorg (artikel 9, punt 3 van de Algemene Verordening 2016/679 Gegevensbescherming), niet langer dan voor de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt noodzakelijk is (artikel 5, punt 1, e) van de Algemene Verordening 2016/679 Gegevensbescherming).

terug

Brief ter verwittiging van de seksuele partner van een patiënt gediagnosticeerd met een soa
De nationale raad van de Orde der artsen heeft, op verzoek van het KCE, de opportuniteit onderzocht van het versturen van een brief ter verwittiging van de sekspartner van een patiënt gediagnosticeerd met een soa, zonder bekendmaking van de identiteit van de patiënt, om hem aan te moedigen zich te laten screenen.

Het informeren van de sekspartner van een patiënt gediagnosticeerd met een soa behoort tot de kern van de preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen. Het voorkomt niet enkel de verdere verspreiding van de soa, maar het zorgt er ook voor dat de sekspartner zich vroegtijdig kan laten behandelen en mogelijke complicaties kan vermijden. Daarnaast verkleint de kans op infecties en herinfecties.

De arts wijst op het belang van partnerverwittiging en spoort zijn patiënt hiertoe aan. De arts helpt zijn patiënt bij het concretiseren van deze mededeling en geeft uitleg over zowel de inhoud van de mededeling als de wijze waarop de patiënt de boodschap kan overbrengen bij de sekspartner. De arts kan voorstellen aanwezig te zijn bij deze mededeling.

Er zijn situaties denkbaar waarbij de patiënt om persoonlijke redenen geen rechtstreeks contact wenst op te nemen zijn sekspartner(s). In dergelijk geval dient de arts de beslissing van de patiënt te respecteren. In principe kan de sekspartner slechts verwittigd worden mits toestemming van de patiënt.1 Het is in deze context dat de arts de patiënt inlicht over de mogelijkheid van het versturen van een brief voor soa-screening die de identiteit van de patiënt niet vermeldt.

Partnerverwittiging via dergelijke brief verhindert niet dat de sekspartner zelf de identiteit van de patiënt achterhaalt.

Dergelijke mededeling via brief kan paniek veroorzaken bij de verwittigde sekspartner. Daarom is een rechtstreekse mededeling door de patiënt en de eventuele aanwezigheid van een arts aan te raden.

Deze brief kan een impact hebben op de persoonlijke levenssfeer van de patiënt. Het is bijgevolg van belang dat deze brief wordt gericht aan de sekspartner, onder gesloten omslag, met de melding "vertrouwelijk". Geenszins mag de enveloppe melding maken van de naam van organisaties als "Sensoa", "Sida'sos" of andere.

***

Het informeren van de sekspartner, met het oog op vroegtijdige diagnose en behandeling, behoort tot de kern van gezondheidsbescherming en -preventie.

In eerste instantie maant de arts de patiënt aan zelf zijn seksuele partner(s) ervan te verwittigen dat een soa bij hem werd vastgesteld. Hij tracht de patiënt hierbij zo goed mogelijk te ondersteunen. In situaties waarbij de patiënt om persoonlijke redenen geen rechtstreeks contact wenst op te nemen met zijn sekspartner(s), kan een brief, zonder vermelding van de identiteit van de patiënt, een mogelijkheid bieden om de sekspartner te verwittigen.

De brief kan verzonden worden door de behandelend arts van de patiënt, mits toestemming van de patiënt, zonder dat de arts de identiteit van deze patiënt vrijgeeft, zelfs niet na aandringen van de verwittigde sekspartner.

De arts vermeldt dit alles in het medisch dossier.

Dit ontslaat de arts niet van de wettelijke verplichting bepaalde overdraagbare ziektes aan te geven2.

1: Tenzij in de uitzonderlijke omstandigheid van een noodtoestand (zie advies NR 3 februari 2007 "Beroepsgeheim en aids – Mededeling aan partner", a116001)
2: Ministerieel besluit van 19 juni 2009 tot bepaling van de lijst van infecties die gemeld moeten worden en tot delegatie van de bevoegdheid om ambtenaren-artsen en ambtenaren aan te wijzen; Ministerieel besluit van 18 juli 2016 tot wijziging van artikel 1 van het ministerieel besluit van 19 juni 2009 tot bepaling van de lijst van infecties die gemeld moeten worden en tot delegatie van de bevoegdheid om ambtenaren-artsen en ambtenaren aan te wijzen.

terug

Overdracht van patiëntenbestand
De nationale raad herhaalt de volgende stelregels omtrent de overdracht van het patiëntenbestand.

Bij overdracht van de praktijk vraagt de arts zijn patiënten progressief en in de mate van het mogelijke hem te laten weten aan welke arts hij de gegevens die nuttig zijn voor de continuïteit van de zorg, dient te bezorgen dan wel of de patiënt ze rechtstreeks wenst te ontvangen.

Elke contractuele bepaling tussen artsen die de vrije artsenkeuze door de patiënt beperkt of dit beoogt, is strijdig met de medische deontologie.

Het is deontologisch niet aanvaardbaar dat de arts financiële belangen heeft bij de overdracht van persoonlijke gezondheidsgegevens van de patiënt.

terug

Financiering van een multidisciplinaire zorgstructuur via crowdfunding
De nationale raad heeft de vraag onderzocht of een arts een multidisciplinaire zorgstructuur mag financieren via crowdfunding.

De arts is in principe vrij in de keuze van de financiering voor zijn medische praktijk. Dit betekent dat het niet verboden is het kader van een medische praktijk op te richten door middel van financiering door het publiek via een platform op het internet (crowdfunding).

De arts dient hierbij evenwel de principes van de medische deontologie in overweging te nemen. Hij dient erover te waken dat zijn professionele onafhankelijkheid niet in het gedrang komt (art. 7 en art. 36, Code van medische deontologie 2018). Daarnaast mag de informatie die hij aan het publiek verstrekt niet tot doel hebben patiënten te ronselen (art. 37 en art. 38, Code van medische deontologie 2018).

Gezien de bijzonderheid van dergelijke financiering voor het oprichten van een medische praktijk, is het aangewezen dat de arts de concrete werkingswijze uitlegt aan de provinciale raad van de Orde der artsen die zal nagaan of de deontologische regels worden nageleefd.

terug

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht