Orde bevestigt stelling BVAS over nieuwe Code Medische Deontologie

27.03.2019

Orde der Artsen bevestigt: artsen niet meer deontologisch verplicht om overeenkomsten voor te leggen aan provinciale raad.

Na de afschaffing van de Code Geneeskundige Plichtenleer uit 1975 door de nieuwe Code Medische Deontologie in 2018 is er op het terrein onduidelijkheid ontstaan over de vraag of artsen samenwerkingsovereenkomsten nog voorafgaand moeten voorleggen aan hun provinciale raad. Op vraag van BVAS heeft de nationale raad van de Orde der Artsen nu bevestigd dat deze deontologische plicht inderdaad is afgeschaft. Artsen kunnen wel vrijblijvend advies hierover vragen aan hun provinciale raad.

Met het nieuwe advies van 16 maart 2019 wil de nationale raad van de Orde der Artsen de provinciale raden aanzetten tot meer uniformiteit bij de beoordeling van samenwerkingsovereenkomsten tussen artsen, associaties en vennootschappen. Als gevolg van de opheffing van de Code Geneeskundige Plichtenleer is de deontologische plicht om deze contracten vooraf ter goedkeuring over te leggen aan de provinciale raad afgeschaft.

Maar op het terrein hanteren de provinciale raden uiteenlopende interpretaties. Sommige provinciale raden eisen geen voorafgaande overlegging meer, andere doen dit wel, nog andere geven hun leden de raad om alle overeenkomsten te blijven voorleggen. Op vraag van BVAS verschafte de nationale raad nu duidelijkheid over deze kwestie.

De deontologische plicht om contracten voorafgaand te laten goedkeuren is volledig afgeschaft, bevestigt de nationale raad in het nieuwe advies. Een arts die een contract niet vooraf ter goedkeuring voorlegt, begaat dus geen deontologische fout. De arts kan wel een vrijblijvend advies aan zijn provinciale raad vragen maar dat advies is niet bindend. Indien de arts dit advies niet opvolgt, begaat hij daardoor geen deontologische fout.

De nationale raad herinnert wel aan de geldende deontologische regels die in artikel 12 van de Code Medische Deontologie van mei 2018 omschreven zijn. Bij het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst dient de arts elke vorm van collusie te vermijden en is hij steeds persoonlijk verantwoordelijk voor zijn medisch handelen. De arts moet ervoor zorgen dat zijn beroepsuitoefening en de organisatie van de professionele samenwerking strookt met de medische deontologie. Hij moet die afspraken ook schriftelijk vastleggen.

Dr. Marc Moens, Voorzitter BVAS

U kan het volledige advies van de Nationale Raad van de Orde der Artsen nr. a164006 "Gevolgen van de opheffing van de Code Geneeskundige Plichtenleer (1975) door de Code Medische Deontologie (2018), dit voor de samenwerkingsovereenkomsten" hier raadplegen.

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht