Waarom BVAS zich onthield bij de stemming over het begrotingsvoorstel in het Verzekeringscomité

13.10.2020

BVAS besliste zich te onthouden nadat het Verzekeringscomité weigerde om alleen over het budget te stemmen.

Bij de stemming over het begrotingsvoorstel 2021 maandagavond 12 oktober jl. in het Verzekeringscomité van het RIZIV hebben de vertegenwoordigers van de BVAS zich onthouden. BVAS wilde uitsluitend stemmen over de begrotingsdoelstelling op zich, niet over de beleidsnota van de mutualiteiten die mee ter stemming werd voorgelegd. Zo’n ‘politieke’ nota valt volgens BVAS buiten de wettelijke opdracht inzake de begroting van het Verzekeringscomité. Het Verzekeringscomité moet een globaal budgetvoorstel vaststellen met een verdeling in partiële begrotingsdoelstellingen.

Het begrotingsvoorstel van de ziekenfondsen werd gisteren in het Verzekeringscomité goedgekeurd met 33 stemmen voor en 1 stem tegen, bij 7 onthoudingen. De BVAS-delegatie besliste zich te onthouden nadat het Verzekeringscomité weigerde in te gaan op de vraag van meerdere leden om alleen over het budget te stemmen en niet over de politieke nota.

Het budgetvoorstel op zich bevat positieve elementen. Vanaf 2022 wordt de wettelijke groeinorm voor de gezondheidszorg verhoogd van 1,5% naar 2,5%. Voor 2021 wordt het budget bepaald op basis van de technische ramingen van het RIZIV, die hoger liggen dan de normatieve begrotingsdoelstelling. Het verschil tussen beide, een bedrag van 539 miljoen euro, moet dus niet bespaard worden.

Maar de 12 pagina’s lange beleidsnota waarin het budgetvoorstel achteraan is opgenomen, is een ander paar mouwen. Na een inleiding en een uitweiding over de gevolgen van de CoVID-19-pandemie legt de nota vooral een langetermijnvisie vast, met gezondheidszorgdoelstellingen en een financieel meerjarenplan, waarover niet vooraf overlegd werd. BVAS ziet drie fundamentele bezwaren:

1. In plaats van concrete bedragen en maatregelen ter herwaardering van de artsen in opleiding, bevat de nota enkel dit ene vage zinnetje: “Daarnaast dient er een grotere aandacht besteed te worden aan de sociale rechten van de arts in opleiding en de vergoeding tijdens de permanenties zowel voor de HAIO als voor de ASO.” Onaanvaardbaar voor de BVAS, die hiervoor een investering van 42 miljoen euro vraagt.

2. Inzake de groeinorm volgt de nota getrouw het regeerakkoord dat stelt dat “de wettelijke groeinorm niet enkel zal dienen ter financiering van het volume-effect in de vraag, maar ook nieuwe zorginitiatieven moet mogelijk maken die mee ten dienste staan van het realiseren van vooropgestelde gezondheidsdoelstellingen…”

Het deel van de wettelijke groeinorm boven de 2% wordt a priori voorbehouden voor de realisatie van gezondheidsdoelstellingen en de bevordering van de toegankelijkheid van de zorg, met andere woorden een vermindering van het remgeld. Dat is een gevaarlijk uitgangspunt. Op welke manier het remgeld moet dalen en wat het effect ervan is, blijft een onbekende factor. Voor BVAS is het duidelijk dat er op die manier geen ruimte overblijft voor nieuwe initiatieven, behalve als die door de artsenhonoraria worden gefinancierd, waar we ons tegen verzetten.

3. De minderuitgaven ten gevolge van de CoVID-crisis worden geraamd op 1,4 miljard euro voor het eerste semester van 2020. Volgens ramingen boeken de ziekenhuizen in de eerste maanden van het tweede semester 10% minder omzet. Het probleem is dat in de beleidsnota wel compensaties worden voorzien ziekenhuizen en zorgpersoneel maar niet voor de zelfstandige artsen en andere zorgverleners.

De keuze van de BVAS-delegatie om zich te onthouden en geen tegenstem uit te brengen, is een geste waarmee BVAS aangeeft dat de deur blijft openstaan voor overleg.

Dr. Philippe Devos, Voorzitter BVAS
 

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht