De informatieverplichtingen voor beroepsbeoefenaars m.b.t. de prijs van de verstrekking: het bos en de bomen

26.11.2021
Arcas Law

Advocatenkantoor Arcas Law, partner van het VAS, geeft u een overzicht over de informatieplicht over de prijs van uw dienstverlening als zorgverstrekker.

In een recent arrest van 6 september 2021 wordt door het Belgische Hof van Cassatie nogmaals het belang van de voorafgaande geïnformeerde toestemming van patiënten, ook m.b.t. tot de financiële voorwaarden van de tussenkomst van een arts, benadrukt. Het Hof van Cassatie vernietigde immers de beslissing van de vrederechter dat het cfr. art. 8, §2 van de Wet Patiëntenrechten1 volstaat dat de patiënten een informatiebrochure krijgen waarin verwezen wordt naar de infobalie of de website voor de informatie over het al dan niet geconventioneerd statuut van de behandelende arts en de financiële gevolgen van diens tussenkomst.2 Het hof van cassatie is van mening dat de zorgverstrekker (en i.c. ook het ziekenhuis o.b.v. de centrale ziekenhuisaansprakelijkheid3) zelf deze informatie rechtstreeks moet verstrekken en er van de patiënt geen specifieke handelingen mogen worden verwacht om kennis te nemen van die informatie.

U moet als zorgverstrekker dus in elk geval deze regels respecteren. Bovendien wordt uw verplichting tot het verstrekken van informatie aan de patiënt, nog door een heel aantal andere regels bepaald.

Wet Patiëntenrechten

De Wet Patiëntenrechten legt een heel aantal informatieplichten4 op aan de zorgverstrekker. Specifiek met betrekking tot de financiële informatie, heeft iedere patiënt het recht op een geïnformeerde toestemming of zgn. ‘informed consent’. Het is algemeen geweten dat de patiënt zijn toestemming enkel kan verlenen voor een behandeling als men de nodige relevante informatie heeft ontvangen met betrekking tot het doel, de aard, de graad van urgentie, de duur en frequentie van de behandeling, de relevante tegenaanwijzigingen, de nevenwerkingen en de risico’s die verbonden zijn aan de tussenkomst… Evenwel is soms minder bekend dat artikel 8, §2 Wet Patiëntenrechten ook oplegt dat de patiënt op de hoogte moet zijn van de financiële gevolgen van de tussenkomst van een beroepsbeoefenaar alvorens te kunnen instemmen met de behandeling.

Wat hier onder kan worden begrepen, wordt echter niet gespecifieerd in de Wet Patiëntenrechten zelf. De memorie van toelichting bij het wetsontwerp verduidelijkt dat hiermee o.a. wordt gedacht aan informatie omtrent de totale kost van de tussenkomst van de beroepsbeoefenaar waaronder de honoraria, incl. de remgelden en supplementen die door de patiënt moeten worden gedragen.

Deze kost zal evident niet altijd op voorhand (volledig) te bepalen zijn. In de rechtsleer werd in deze situatie reeds aanvaard dat de arts in die situatie minstens een algemeen beeld van de kostprijs moet geven (bv. een bepaalde vork qua prijzen), en de patiënt moet inlichten dat dit een raming is zodat de uiteindelijke kostprijs potentieel hoger kan uitvallen (door bv. onvoorziene omstandigheden).

Bovenstaande informatieplicht moeten volgens de Wet Patiëntenrechten op een duidelijke manier gecommuniceerd worden en -behalve in enkele wettelijke uitzonderingsgevallen- in principe mondeling.
Een schriftelijke bevestiging kan op vraag van de patiënt of de zorgverstrekker.

Het arrest van het Hof van Cassatie d.d. 6 september 2021 (cfr. infra) voegt hieraan toe dat u als zorgverstrekker op een rechtstreekse manier de informatie over de financiële gevolgen van uw tussenkomst moet meedelen aan patiënten. Het is volgens het Hof niet toegestaan dat van de patiënt een specifiek optreden wordt vereist om kennis te nemen van die informatie.

Het ‘indirect’ verschaffen van deze informatie (door in een informatiebrochure te vermelden dat de lijst van geconventioneerde artsen beschikbaar is aan de infobalie bij het onthaal of op de website van het ziekenhuis) is dus onvoldoende om aan de wettelijke informatieplicht cf. art.8, §2 Wet Patiëntenrechten te voldoen, aldus het Hof.

Indien u als zorgverstrekker niet voldoet aan bovenstaande informatieverplichtingen, voorziet de Wet Patiëntenrechten niet in specifieke regels omtrent de sanctionering. De niet-naleving ervan kan echter wel consequenties hebben op burgerrechtelijk vlak (bv. veroordeling tot schadevergoeding), strafrechtelijk vlak (bv. sanctionering wegens schending fysieke integriteit patiënt) en tuchtrechtelijk vlak (het oplopen van deontologische sancties). Bovendien zal de patiënt niet gehouden kunnen worden tot betaling van de (volledige) prijs van de verstrekking zoals door u vooropgesteld indien blijkt dat hij niet op de hoogte was van de volledige prijs voor het afsluiten van de behandelingsovereenkomst.

ZIV-wet – nieuw!

De ZIV-wet5 voorziet ook in een zeer specifieke financiële informatieplicht voor zorgverleners. Art. 73, §1 ZIV-wet voorzag reeds dat zorgverleners verplicht zijn om de patiënten duidelijk te informeren over hun toetreding of hun weigering van toetreding tot de akkoorden of overeenkomsten die op hen betrekking hebben. U bent als zorgverstrekker ook verplicht om de patiënt duidelijk te informeren over de dagen en uren waarop u eventueel niet bent toegetreden tot de genoemde akkoorden of overeenkomsten.

De nieuwe zgn. ‘afficheringswet’6 voorziet evenwel bijkomend dat de tarieven van de meest gebruikelijke verstrekkingen moeten ter kennis gebracht worden van de patiënten. Dit moet bovendien gedetailleerd gebeuren: zowel het gedeelte verzekeringstegemoetkoming, persoonlijk aandeel en – indien van toepassing- het maximale bedrag van het supplement moeten worden ter kennis gebracht. Ook de kostprijs van de zorg die in het kader van de forfaitaire betaling wordt verleend, moet aan de patiënt worden meegedeeld.

De ZIV-wet bepaalde al dat als de verstrekkingen worden georganiseerd op een plaats waar verschillende zorgverleners zijn verzameld, de informatieplicht mag worden ingevuld op een ‘gemeenschappelijke en gecentraliseerde manier’.

De informatie moet op zijn minst bestaan uit een ‘duidelijke en leesbare affichering’ waarin deze elementen worden vermeld.

De nieuwe afficheringswet voegt hieraan toe dat dit moet gebeuren voorafgaand aan de verstrekking, en volgens een affichemodel dat nog zal worden aangeleverd7, desgevallend kan de informatie aanvullend ook via online kanalen worden verstrekt.

De sancties bij niet-naleving van deze informatieverplichtingen zijn niet min: zo kan een administratieve geldboete van 125,- euro worden opgelegd wanner u de tarieven niet meedeelt. Bovendien zal u, wanneer u in het kader van een gedeeltelijke conventionering de patiënt niet vooraf op de hoogte brengt van de dagen en uren waarop u niet geconventioneerd bent, enkel de tarieven conform de nomenclatuur kunnen aanrekenen.

Naast de verplichtingen tot informatieverstrekking met betrekking tot de “financiële gevolgen van de tussenkomst” cf. de Wet op de Patiëntenrechten dienen immers ook de verplichtingen op basis van de ZIV-wet gerespecteerd te worden.

Wetboek Economisch Recht (WER)

Krachtens boek III van het WER moet u steeds op eigen initiatief een aantal algemene gegevens ter beschikking stellen als onderneming. Dit betreft onder meer uw beroepstitel, de beroepsorganisatie waarbij u bent ingeschreven, uw ondernemingsnummer, uw rechtsvorm, uw algemene voorwaarden….8. Ook de prijs van de dienst wanneer deze vooraf is vastgesteld 9 moet worden meegedeeld (artikel III.74 WER), en dit op een manier zoals bepaald in artikel III.75 WER:

  • verstrekt aan de patiënt; of
  • voor de patiënt gemakkelijk toegankelijk gemaakt op de plaats waar u uw activiteit verricht (of de behandelingsovereenkomst wordt gesloten); of
  • voor de patiënt gemakkelijk toegankelijk gemaakt op een door u meegedeeld elektronisch adres; of
  • opgenomen in elk door u opgesteld informatiedocument waarin uw activiteiten in detail worden beschreven

De informatie moet helder, ondubbelzinnig en tijdig vóór de sluiting van enige overeenkomst of, indien er geen schriftelijke overeenkomst is, vóór de levering van de goederen of verrichting van de dienst, worden meegedeeld of beschikbaar gesteld (artikel III.77 WER).

Boek VI van het WER voorziet daarnaast nog een aantal specifieke verplichtingen in uw relatie met consumenten (de patiënten moeten als consumenten worden beschouwd):

  • De patiënt kan slechts verbonden zijn tot een overeenkomst als de prijs van het ‘product’ voorafgaand aan de patiënt wordt meegedeeld, en dit op duidelijke en begrijpelijke wijze. Dit moet de totaal te betalen prijs zijn, inclusief de belasting over de toegevoegde waarde, alle overige taksen en kosten van diensten die door de consument verplicht moeten worden bijbetaald, tenzij door de aard van het product de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, 10 (artikel VI.2 WER);
  • Indien u zgn. ‘homogene diensten’11 aanbiedt aan de patiënt, moet u de prijs hiervan schriftelijk, leesbaar, goed zichtbaar en ondubbelzinnig aanduiden (artikel VI.3, §2);
  • De patiënt moet zijn toestemming geven voor elke extra betaling boven de vergoeding die is overeengekomen in de contractuele hoofdverbintenis met de zorgverstrekker (VI.41);
  • Bij verkoop bent u als ondernemer verplicht een bestelbon af te geven wanneer de levering van het goed of de verlening van de dienst, of een deel daarvan, uitgesteld wordt en er door de consument een voorschot wordt betaald

Inbreuken op deze artikels kunnen cfr. het WER door de ambtenaren van de Algemene Directie Economische Inspectie van de FOD Economie worden opgespoord en vastgesteld. Inbreuken op de informatieplichten van het WER kunnen leiden tot boetes van 10.000 euro (te vermenigvuldigen met 8 wegens opdeciemen).

Aangaande de aanduiding van de prijs die verbonden is aan de tussenkomst van een beroepsbeoefenaar vereist het WER dus duidelijk een schriftelijke en ondubbelzinnige mededeling van de prijs, daar waar de Wet Patiëntenrechten slechts een schriftelijke informatieverstrekking en schriftelijke vastlegging van de geïnformeerde toestemming van de patiënt m.b.t. de prijs voorschrijft indien de patiënt of de zorgverstrekker hierom verzoekt (of in geval in andere wetgeving bepaald).

Het bewijsrecht

Indien er een geschil zou ontstaan met betrekking tot de betaling van uw erelonen, is het ook belangrijk te kunnen inschatten op welke manier de bewijslevering moet gebeuren en wie de bewijslast draagt. Zo bepaalt het nieuw Burgerlijk Wetboek dat de bewijslast in principe bij degene ligt die iets beweert, tenzij dit kennelijk onredelijk zou zijn. Ook in de gevallen waarin specifieke wetgeving anders bepaalt, kan de bewijslast anders liggen.

Cfr. het WER dient de beroepsbeoefenaar als ‘onderneming’ de patiënt te informeren over de prijs (of de berekeningswijze ervan) van de tussenkomst. Daarnaast bepaalt het WER letterlijk dat de ondernemer (i.c. u als zorgverstrekker) de bewijslast draagt om aan te tonen dat de wettelijk verplichte informatie zoals omschreven in het WER werd verstrekt, de patiënt heeft toegestemd in het afsluiten van de overeenkomst en dat de verstrekte informatie bovendien juist is (art. III. 78 en art. VI. 62 WER). Hierdoor draagt de beroepsbeoefenaar dus de bewijslast wanneer er discussie over bovenstaande (informatie)verplichtingen uit het WER zou bestaan.

In geval de prijs van uw zorgverstrekking hoger is dan € 3500,-, is er volgens het Burgerlijk Wetboek bovendien in elk geval een ondertekende overeenkomst vereist.

Besluit

De informatieverstrekking met betrekking tot de prijs van een verstrekking in de gezondheidszorg is onderworpen aan een kluwen van regels, dat bovendien verspreid is over verschillende wetgeving. Concluderend kan gesteld worden dat u in elk geval zal moeten kunnen aantonen dat u uw patiënt zelf duidelijk, voorafgaand en volledig heeft geïnformeerd over de (volledige) prijs van uw dienstverlening. Indien deze prijs niet volledig kan bepaald worden op voorhand, dient de patiënt minstens op de hoogte te zijn van de kostprijs van mogelijke extra behandelingen die zich zouden kunnen voordoen.

De invulling van deze verplichting zal uiteraard steeds afhangen van het type behandeling dat u uitvoert, maar ook van de patiënt die u behandelt. Niet elke patiënt zal immers in staat zijn om de door u bezorgde informatie te begrijpen of te kunnen lezen. Zo zal een oudere patiënt mogelijks niet per email kunnen worden bereikt en zal de patiënt erop moeten gewezen worden dat een terugbetaling kan afhangen van zijn verzekeringsrechtelijke status en van zijn eventueel recht op verhoogde tegemoetkoming. De ‘afficheringsplicht’ uit de ZIV-wet kan dan ook als een minimale verplichting worden beschouwd, maar zal moeten worden aangevuld met een zo volledig mogelijke informatieverstrekking aan de patiënt. Dit gebeurt best parallel via verschillende kanalen zoals in uw intake gesprek met de patiënt (u maakt hiervan best nota’s in uw patiëntendossier), affichering in de wachtzaal en op de website, e-mail/sms bevestiging van de afspraak, een digitale kiosk, etc. In elk geval dient u een schriftelijke overeenkomst af te sluiten indien het u voorschotten vraagt of bedragen aanrekent hoger dan € 3500.

De sancties die verbonden zijn aan inbreuken op deze informatieverplichtingen zijn immers niet min. Bovendien kan ook de inning van uw erelonen in het gedrang komen indien u niet aan deze informatieverplichting voldoet.

Mr. Linn Meeussen
Mr. Liesbeth Lafaut

Arcas Law Antwerpen


1: Wet 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, BS 26 september 2002.
2: Hof van Cassatie 6 september 2021, nr. C.20.0383.N.
3: Artikel 30 van de Ziekenhuiswet omvat de zgn. ‘centrale aansprakelijkheid van het ziekenhuis’. Dit is de kwalitatieve aansprakelijkheid van het ziekenhuis voor de tekortkomingen begaan door de er werkzame artsen i.v.m. de eerbiediging van de patiëntenrechten (bv. waaronder de miskenning van de informatieplicht). Het ziekenhuis kan hiervoor door een patiënt dan ook worden aangesproken.
4: De patiënten moeten onder andere alle informatie verkrijgen over hem betreffende informatie die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan (Art. 7 WPR), uw verzekeringsdekking en uw vergunnings- of registratiestatus. (Art. 8/1 en 8/2 WPR)
5: De wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, BS 27 augustus 1994.
6: Wet 27 oktober 2021 tot wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, wat het afficheren van de tarieven door zorgverstrekkers betreft, BS 12 november 2021. Deze wet treedt pas in werking wanneer het eerste affichemodel voor de sector in het Belgisch Staatsblad is gepubliceerd.
7: Deze wet treedt pas in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad van het eerste affichemodel voor elke specifieke sector.
8: Wij verwijzen hieromtrent graag naar onze nieuwsbrief “Een bezoek van de FOD Economie in uw praktijk: nóg meer informatieplichten voor de beroepsbeoefenaar”.
9: Als de prijs van het goed/ de dienst niet vooraf werd vastgesteld of, indien deze niet kan worden gegeven, moet op verzoek van de patiënt de manier waarop deze wordt berekend worden verschaft zodat de patiënt deze kan controleren, of een voldoende gedetailleerde kostenraming.
10: Dan moet minstens de manier waarop de prijs moet worden berekend, en, desgevallend, alle extra vracht-, leverings-, of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, in ieder geval het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd kunnen zijn.
11: De diensten waarvan de eigenschappen en de modaliteiten identiek of gelijkaardig zijn, met name onafhankelijk van het moment of van de plaats van uitvoering, van de dienstverlener of van de persoon waarvoor de diensten bestemd zijn. De meeste diensten in de gezondheidszorg zullen worden beschouwd als homogene diensten.
 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht