Nieuwe adviezen van de Orde (21.09.2019)

01.10.2019

Urinetest op drugs zonder medeweten van de patiënte, in geval van zwangerschap
Bewakingscamera in een geneeskundepraktijk
Raadplegen van medische dossiers via de telematicamiddelen in een ziekenhuis door een arts zonder de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt
Inschrijving op de Lijst van de Orde der artsen - Uitoefenen van de geneeskunde in verschillende provincies
Misbruik van geneesmiddelen, overconsumptie en beroepsgeheim
Geneeskundig deskundigenonderzoek - Aanwezigheid van de advocaat tijdens het klinisch onderzoek

Urinetest op drugs zonder medeweten van de patiënte, in geval van zwangerschap

De nationale raad heeft onderzocht of een arts een screening van de urine kan uitvoeren zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming bij een zwangere patiënte indien er een sterk vermoeden is van middelenmisbruik.

Elke patiënt heeft het recht om geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar(1). De toestemming voor een medische tussenkomst wordt uitdrukkelijk gegeven(2), nadat de beroepsbeoefenaar hierover in duidelijke taal alle nodige informatie heeft meegedeeld(3).

Het recht om toe te stemmen voor een medische handeling is een persoonlijkheidsrecht. Dit betekent dat enkel de patiënt zelf, of zijn vertegenwoordiger, kan beslissen al dan niet in te stemmen met een medisch onderzoek of behandeling. Een medisch onderzoek uitvoeren zonder vrije en geïnformeerde toestemming houdt een schending in van het recht op privacy en het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt.

De deontologische zorgvuldigheidsplicht vereist dat de arts de patiënte alle negatieve gevolgen van middelenmisbruik tijdens de zwangerschap uitlegt en de patiënte tracht te overtuigen een medisch onderzoek te ondergaan en indien nodig een behandeling te volgen.

Bewakingscamera in een geneeskundepraktijk

De nationale raad van de Orde der artsen verstrekt het volgende advies betreffende het installeren van een bewakingscamera in de onderzoeksruimte van de medische praktijk met als doel misdrijven te voorkomen of vast te stellen.

De veiligheid van de patiënten, van het administratief personeel en van de gezondheidsberoepsbeoefenaars is een absolute noodzaak.

Hetzelfde geldt voor de eerbiediging van de intimiteit van de patiënt, van het medisch geheim en van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken personen. Bij de keuze van de maatregelen tot bescherming van de fysieke integriteit dient men zich dan ook te laten leiden door de eerbiediging van voorgaande beginselen.

De nationale raad meent dat de visuele bewaking van een medische raadpleging onaanvaardbaar is aangezien ze een aantasting vormt van de rechten van de patiënt.

De wet van 21 maart 2007 en de uitvoeringsbesluiten ervan regelen de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's teneinde misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen of vast te stellen. De wet bepaalt dat de bewakingscamera's geen beelden mogen opleveren die de intimiteit van een persoon schenden. De nationale raad meent dat dit het geval is bij beelden die van de patiënt genomen worden tijdens een medische raadpleging.

De Algemene Directie Veiligheid en Preventie verstrekt veiligheidstips (https://www.besafe.be), in het bijzonder via een bijzondere brochure voor de artsen (https://www.besafe.be/nl/veiligheidsthemas/ondernemers-vrije-beroepen/veiligheid-van-huisartsen).

De mechanismen om hulp in te roepen bij agressie die hierin worden aanbevolen, bieden op veiligheidsgebied een alternatief voor de bewakingscamera dat minder inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer.

Informatie over het gebruik van bewakingscamera's, in het bijzonder in ziekenhuiskringen, vindt men op de website van de Gegevensbeschermingsautoriteit (https://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/cameras).

Raadplegen van medische dossiers via de telematicamiddelen in een ziekenhuis door een arts zonder de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt

De nationale raad van de Orde der artsen brengt de volgende beginselen in herinnering betreffende de inzage in het medisch dossier van een patiënt door een ziekenhuisarts voor persoonlijke doeleinden.

De gezondheidsgegevens die verzameld werden in het kader van de zorg mogen enkel voor andere doeleinden aangewend worden indien de patiënt erin toestemt of indien de wet het toelaat (artikel 458 van het Strafwetboek, Verordening (EU) 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens).

Het feit dat men in het verleden een therapeutische relatie had met een patiënt rechtvaardigt niet dat men blijvend inzage heeft in zijn gezondheidsgegevens.

De medische geheimhoudingsplicht volstaat niet om de inzage in deze gegevens te rechtvaardigen: het medisch geheim houdt de verplichting in om te zwijgen en kent geen enkel recht toe om te weten.

De hoofdarts is verantwoordelijk voor de bewaring van het ziekenhuisdossier.

De ziekenhuisarts die zich in rechte dient te verdedigen voor een klacht van een patiënt mag de gegevens in het ziekenhuisdossier noch inkijken, noch aanwenden, zonder voorafgaandelijk de hoofdarts op een transparante wijze in kennis te stellen van zijn motieven en vervolgens de toestemming van deze te verkrijgen.

De arts die een systeem voor inzage in het patiëntendossier voor andere doeleinden gebruikt dan die waarvoor deze inzage hem toegezegd werd, stelt een onwettige daad (artikel 550bis van het Strafwetboek) die eveneens een deontologische fout uitmaakt.

Deze principes gelden voor de inzage van het ziekenhuisdossier, maar eveneens voor de inzage van het geautomatiseerd medisch dossier dat geraadpleegd kan worden door de gezondheidsnetwerken via de ziekenhuistoegangen.

Inschrijving op de Lijst van de Orde der artsen - Uitoefenen van de geneeskunde in verschillende provincies

De nationale raad van de Orde der artsen brengt volgend advies uit betreffende de inschrijving van de arts op de lijst van de Orde.

De regels inzake de inschrijving op de lijst van de Orde stellen dat de arts zich dient in te schrijven bij de provinciale raad waar hij zijn voornaamste bedrijvigheid uitoefent (artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der artsen). Het begrip "voornaamste bedrijvigheid" wordt niet gedefinieerd door de wetgever.

De arts die zijn bedrijvigheid op verschillende plaatsen uitoefent, bepaalt welke hij als zijn voornaamste beschouwt, onder de controle van de provinciale raden die er onder meer over waken dat deze keuze de goede uitvoering van de opdrachten van de Orde niet in de weg staat.

Misbruik van geneesmiddelen, overconsumptie en beroepsgeheim

GEMEENSCHAPPELIJK ADVIES VAN DE ORDE DER APOTHEKERS EN DE ORDE DER ARTSEN

Artsen en officina-apothekers worden regelmatig geconfronteerd met patiënten die een te hoge dosis innemen van geneesmiddelen die tot verslaving leiden. De problematiek heeft betrekking op analgetica, sedativa en psychotrope middelen. De studie van de Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle (RIZIV) van 18 januari 2018 vestigde reeds de aandacht op een verhoogd gebruik van opioïden in België.

De arts en de apotheker kunnen onderling slechts informatie uitwisselen over gegevens van het medisch voorschrift dat de betrokken arts zelf heeft opgesteld. Het beroepsgeheim laat hen niet toe te communiceren over voorschriften van andere artsen. De misbruikers laten echter regelmatig voorschriften opmaken door verschillende artsen. Dit heeft tot gevolg dat de arts en de apotheker in dergelijke situaties machteloos toezien hoe de patiënt door overconsumptie een gevaar dreigt te vormen voor zichzelf en voor de maatschappij.

In de context van deze problematiek hebben de Orde der artsen en de Orde der apothekers een werkgroep opgericht. De werkgroep deelt ervaringen en bestudeert hoe om te gaan met verscheidene situaties van overconsumptie van geneesmiddelen die tot verslaving leiden.

De werkgroep heeft tot doel artsen en apothekers te sensibiliseren voor de hoge consumptie van geneesmiddelen die tot verslaving leiden. Daarnaast is de werkgroep bereid mee te werken aan initiatieven van de bevoegde overheden die een oplossing kunnen bieden voor deze problematiek.

Geneeskundig deskundigenonderzoek - Aanwezigheid van de advocaat tijdens het klinisch onderzoek

De nationale raad van de Orde der artsen brengt het volgende advies uit betreffende het verzoek van een persoon om bij een medische evaluatie in het kader van een Medex expertise door zijn advocaat vergezeld te worden.

De evaluatie van de gezondheidstoestand van een persoon door de arts voor een expertise vereist dat deze laatste een neutrale en empathische houding aanneemt. In een context waarin de persoon onderworpen wordt aan een medisch onderzoek door een gezondheidsberoepsbeoefenaar die hij niet vrij gekozen heeft, zijn welwillendheid en respect fundamenteel (artikel 43 van de Code van medische deontologie 2018 en koninklijk besluit van 25 april 2017 tot vaststelling van de deontologische code van de gerechtsdeskundigen in toepassing van artikel 991quater, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek).

Het verloop van de evaluatie dient te worden uitgelegd en de persoon moet ermee instemmen.

De persoon die onderzocht wordt in het kader van een medische evaluatie heeft het recht zich te laten bijstaan door zijn advocaat. Dit principe is onder meer van toepassing op de medische expertises uitgevoerd door de artsen verbonden aan Medex.

De arts eerbiedigt dit recht van de patiënt om zich te laten vergezellen door zijn advocaat en ziet toe op het welzijn en de intimiteit van de onderzochte persoon, wat inhoudt dat men over aangepaste lokalen beschikt.

Indien de arts die een eenzijdige evaluatie verricht het zelf wenselijk acht dat het onderzoek gebeurt in aanwezigheid van een derde, gezondheidsberoepsbeoefenaar, legt hij dit uit aan de onderzochte persoon.

Rekening houdend met de eerbiediging van de waardigheid van de persoon, dient, bij een tegensprekelijk deskundigenonderzoek, de weigering van de persoon dat het klinisch onderzoek gebeurt in aanwezigheid van een advocaat te worden gerespecteerd. In het licht daarvan gebiedt het beginsel van wapengelijkheid en het juridische tegenspraakprincipe dat alle juridische adviseurs zich in dat geval dienen terug te trekken. De onpartijdigheid van de expert en de aanwezigheid van de adviserende artsen van de partijen bieden immers de nodige waarborgen.

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht