Nieuwe adviezen van de Orde

25.09.2025

De Nationale Raad van de Orde van Artsen heeft in september nieuwe adviezen geformuleerd.

1. Eerbiediging van menselijke waardigheid en kwaliteitsvolle gezondheidszorg in de gevangenissen
2. Invoering meldingsplicht voor bepaalde misdrijven gepleegd op minderjarigen of kwetsbare personen
3. Inzage in het patiëntendossier door de arts die het omstandig geneeskundig verslag opstelt i.k.v. de wet inzake de bescherming van personen met een psychiatrische aandoening
4. De handelwijze van bepaalde artsen die het aan de huisarts van een patiënt overlaten deze laatste een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid te bezorgen

1. Eerbiediging van menselijke waardigheid en kwaliteitsvolle gezondheidszorg in de gevangenissen
De nationale raad heeft de problematiek onderzocht van het gebrek aan respect voor de menselijke waardigheid en kwaliteitsvolle gezondheidszorg in de gevangenissen.

Gedetineerden hebben het recht op gezondheidszorg die gelijkwaardig is met de gezondheidszorg in de vrije samenleving.1 Zij hebben, zonder enig onderscheid op welke grond ook, tegenover de arts recht op kwaliteitsvolle zorg die beantwoordt aan hun behoeften.2

Artsen zijn gehouden de menselijke waardigheid en het recht op zelfbeschikking van elke patiënt te eerbiedigen en te waarborgen.3

Gevangenisartsen trekken aan de alarmbel omdat deze fundamentele rechten, die eveneens de kern vormen van de medische deontologie, stelselmatig worden overtreden.

De nationale raad acht het ontoelaatbaar dit probleem te negeren en richt een oproep tot de bevoegde minister om hieraan de nodige prioriteit te geven, met bijzondere aandacht voor volgende aspecten:

1/ Respect voor de naleving van de rechten van de patiënt binnen de detentiecontext

De toegankelijkheid van de gezondheidszorg in de gevangenissen dient te worden versterkt. Het feit dat een gedetineerde vanwege een complexe gezondheidsproblematiek moet worden geëxtraheerd voor behandeling buiten de inrichting mag geen aanleiding zijn tot uitstel van noodzakelijke zorgverlening.

Er dient aandacht te zijn voor het recht op privacy en het recht op intimiteit. De aanwezigheid van andere gedetineerden tijdens de raadpleging is onaanvaardbaar. Uitzonderlijk kan toezicht aanwezig zijn tijdens de raadpleging om de veiligheid van de zorgverstrekker te waarborgen.

Het beroepsgeheim geldt onverkort ten aanzien van elke patiënt. Tenzij er een wettelijke uitzondering bestaat, kan de gezondheidsinformatie van de gedetineerde die is verzameld tijdens de behandelrelatie niet doorstromen naar personen die geen therapeutische relatie hebben met de gedetineerde.

De gedetineerde dient beter geïnformeerd te worden over zijn gezondheidstoestand. De taalbarrière mag een adequate informatieverstrekking niet verhinderen.

De gedetineerde heeft het recht om gezondheidsonderzoeken te weigeren. De uitoefening van het recht op weigering mag voor de gedetineerde geen negatieve gevolgen met zich meebrengen. Enkel wanneer er een aanzienlijk risico bestaat op schade aan de gezondheid van andere gedetineerden of de volksgezondheid, kunnen proportionele maatregelen worden getroffen om deze schade te voorkomen of te beperken.

Tenslotte, mag de overbevolking in de gevangenissen, de complexiteit van de gezondheidsproblematiek van de gedetineerden en het tekort aan middelen niet worden aangewend als rechtvaardigingsgrond voor de schending van fundamentele rechten, waaronder het recht op gezondheidszorg.

2/ Verbetering van werkomstandigheden en professionele ondersteuning van gevangenisartsen

Er dient aandacht te zijn voor de nodige omkadering die de arts toelaat om kwaliteitsvolle gezondheidszorg te verrichten.

De actuele arbeidsomstandigheden van gevangenisartsen maken het onmogelijk om gezondheidszorg te verlenen die in overeenstemming is met de huidige stand van de medische wetenschap.

Er dienen ruimten en middelen ter beschikking te worden gesteld om een anamnese en een fysiek onderzoek uit te voeren. Deze vereiste hangt nauw samen met de plicht tot respect voor het recht op privacy, de intimiteit en de menselijke waardigheid van de gedetineerde.

De gedetineerde heeft, net als elke patiënt, recht op een zorgvuldig bijgehouden patiëntendossier. De gevangenisarts is de huisarts van de gedetineerde en dient de mogelijkheid te hebben gebruik te maken van een eenvormig geaccrediteerd softwarepakket voor huisartsgeneeskunde, dat gekoppeld is aan de uitwisselingsnetwerken.

3/ Implementatie van richtlijnen van goede medische praktijkvoering die een kwaliteitsvolle gezondheidszorg in detentie garanderen, met aandacht voor de medische deontologie

Er dienen richtlijnen te worden opgesteld voor goede medische praktijkvoering binnen de gevangenissen, met bijzondere aandacht voor deontologische vraagstukken die typisch binnen de detentiecontext voorkomen.

Een illustratief voorbeeld betreft de rol van de gevangenisarts bij de beslissing en uitvoering van afzonderingsmaatregelen, waarbij de arts door zijn dubbele rol - als behandelend arts van de gedetineerde en als adviserend arts - niet volledig onafhankelijk kan opereren.

De nationale raad stelt zich bereid zijn expertise aan te bieden en actief mee te werken aan de ontwikkeling van deze richtlijnen, in de overtuiging dat deze zowel een praktische leidraad zullen bieden voor gevangenisartsen als het vertrouwen in de hiërarchische structuur zullen versterken.

4/ Overdracht naar de FOD Volksgezondheid

Ten slotte, is de nationale raad van mening dat de bevoegdheid voor gezondheidszorg in de gevangenissen dient overgeheveld te worden van de FOD Justitie naar de FOD Volksgezondheid, om zo de zorg te verbeteren en te uniformeren met de zorg buiten de gevangenismuren.

1: Art. 88, Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden.
2: Art. 5, lid 1, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.
3: Art. 5, lid 2, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.
terug

2. Wijziging van het Strafwetboek om een meldingsplicht in te voeren voor bepaalde misdrijven gepleegd op minderjarigen of kwetsbare personen

De voorzitter van de Nationale Raad van de Orde van Artsen, dhr. Benoît Dejemeppe, heeft het advies van de Orde van Artsen betreffende de wijziging van het Strafwetboek om een meldingsplicht in te voeren voor bepaalde misdrijven gepleegd op minderjarigen of kwetsbare personen voorgelegd aan de commissie Justitie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Lees verder.

terug

3. Inzage in het patiëntendossier door de arts die het omstandig geneeskundig verslag opstelt in het kader van de wet inzake de bescherming opgelegd aan een persoon met een psychiatrische aandoening

De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht de vraag of de arts die belast is met het opstellen van een omstandig geneeskundig verslag in het kader van de wet van 26 juni 1990 inzake de bescherming opgelegd aan een persoon met een psychiatrische aandoening inzage mag nemen in het patiëntendossier van de te onderzoeken persoon.

1/ Voorafgaand

De wet van 26 juni 1990 inzake de bescherming opgelegd aan een persoon met een psychiatrische aandoening werd recentelijk gewijzigd.1

De wijzigingen beogen verschillende doelstellingen: meer aandacht voor zorg, minder gebruik van dwang, respectvoller omgaan met de rechten van de patiënt, gebruik van kwaliteitsvolle medische verslagen, aandacht voor de omgeving van de patiënt, enz.2

Tot de belangrijkste wijzigingen behoren de invoering van een wettelijke definitie van ‘psychiatrische aandoening’, (in het kader van de spoedprocedure) de mogelijkheid tot een klinische evaluatie van maximaal 48 uur alvorens wordt besloten om al dan niet een beschermingsmaatregel op te leggen, en de invoering van een vrijwillige behandeling onder voorwaarden als nieuwe beschermingsmaatregel.

Zowel in de gewone procedure als in spoedeisende gevallen kan de rechter, in voorkomend geval de procureur des Konings, slechts een beschermingsmaatregel opleggen onder voorbehoud van de tussenkomst van een arts die de gezondheidstoestand van de betrokkene onderzoekt.

De arts beoordeelt vanuit medisch oogpunt of de te onderzoeken persoon een psychiatrische aandoening heeft overeenkomstig de wettelijke definitie. Onder ‘psychiatrische aandoening’ wordt verstaan een volgens de huidige stand van de wetenschap als zodanig omschreven aandoening die de realiteitsperceptie, het oordeelsvermogen, de denkprocessen, de stemming of de controle over diens daden ernstig kan verstoren.3 Daarnaast beoordeelt de arts in hoeverre deze aandoening de gezondheid van de persoon ernstig in gevaar brengt of een ernstige bedreiging vormt voor andermans leven of integriteit, en in welke mate deze gezondheidstoestand een beschermingsmaatregel vereist.

Bij Koninklijk Besluit van 12 december 2024 is een model van omstandig geneeskundig verslag vastgesteld.

Het omstandig geneeskundig verslag mag niet worden opgesteld door de arts die om de maatregel verzoekt of door de arts die een bloed- of aanverwant tot de vierde graad van de verzoeker of van de persoon met een psychiatrische aandoening is.4

Het is niet verboden dat het verslag wordt opgesteld door de behandelend arts van de persoon met een psychiatrische aandoening.

Het zijn hoofdzakelijk urgentieartsen die moeilijkheden ondervinden bij het opstellen van dergelijk verslag voor patiënten waarvan zij de medische voorgeschiedenis niet kennen. Zij stellen de vraag of zij – al dan niet via de uitwisselingsnetwerken – inzage mogen nemen in het patiëntendossier van de te onderzoeken persoon om het omstandig geneeskundig verslag zorgvuldig te kunnen invullen.

2/ Op wettelijk vlak

De arts heeft toegang tot gezondheidsgegevens van de patiënt die worden bijgehouden en bewaard door andere gezondheidszorgbeoefenaars op voorwaarde dat de patiënt voorafgaand zijn geïnformeerde toestemming tot deze toegang gaf.5

De arts heeft enkel toegang tot de gezondheidsgegevens van een patiënt waarmee hij een therapeutische relatie heeft.6

De arts die een therapeutische relatie heeft met de patiënt, heeft enkel toegang tot de gezondheidsgegevens van de patiënt indien de finaliteit van de toegang bestaat uit het verstrekken van zorg, de toegang noodzakelijk is voor de continuïteit en de kwaliteit van de zorgverstrekking, en de toegang zich beperkt tot de gegevens die dienstig en pertinent zijn binnen dit kader.7

Bijgevolg, mag de arts die belast is met het opstellen van het omstandig geneeskundig verslag slechts inzage nemen in de relevante stukken van het patiëntendossier mits de voorafgaande en geïnformeerde toestemming van de te onderzoeken persoon, of diens vertegenwoordiger.

Zonder specifiek wettelijk kader is het uitgesloten dat artsen die belast zijn met het onderzoek van de patiënt zonder het oogmerk om de gezondheid van de patiënt te behouden, herstellen of verbeteren, gebruik maken van de uitwisselingsnetwerken om inzage te nemen in de gezondheidsgegevens van de te onderzoeken persoon.8

3/ Op deontologisch vlak

Van de arts wordt verwacht dat hij vanuit medisch oogpunt vaststellingen verricht over de psychiatrische gezondheidstoestand van de patiënt en daartoe passende maatregelen of behandelalternatieven adviseert.

De arts beoordeelt de medische situatie op het ogenblik van het onderzoek, zonder dat hiervoor noodzakelijkerwijs kennis van de volledige medische voorgeschiedenis is vereist.

Er dient in gedachten te worden gehouden dat de wet niet primair gericht is op bestraffing, maar op bescherming en hulpverlening. Binnen dit kader voorziet de wet in alternatieven voor de beschermende observatiemaatregel (vroeger: gedwongen opname), zoals de vrijwillige behandeling onder voorwaarden.

Daarnaast is voorzien in de mogelijkheid tot een klinische evaluatie van maximaal 48 uur alvorens wordt besloten om al dan niet een beschermingsmaatregel op te leggen. Deze evaluatie laat toe om – in spoedeisende gevallen – de gezondheidstoestand grondiger te onderzoeken, zonder daarbij onmiddellijk over te gaan tot ingrijpende dwangmaatregelen.

Op deontologisch vlak heeft de arts de taak de patiënt gerust te stellen en te informeren over de mogelijke behandelingsalternatieven. Zowel de ratio van de wet als de principes van de medische deontologie zijn erop gericht dat het behandeltraject in maximale mate door de patiënt wordt gedragen.

De arts dient zijn beoordeling volledig onafhankelijk en zonder enige druk van justitiële diensten uit te voeren, met aandacht voor het belang van de patiënt en de maatschappij.

Tenslotte is een dialoog tussen de medische wereld en justitie noodzakelijk om een optimale toepassing van de wet te verzekeren en, waar aangewezen, te komen tot de uitwerking van praktisch toepasbare procedures.

1: Wijziging bij wet van 16 mei 2024 houdende diverse bepalingen betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.
2: Bescherming personen met geestesziekte wijzigt op 1 januari | Federale Overheidsdienst Justitie.
3: Art. 1/1, lid 1, wet van 26 juni 1990 inzake de bescherming opgelegd aan een persoon met een psychiatrische aandoening.
4: Art. 5, §2, lid 2, wet van 26 juni 1990 inzake de bescherming opgelegd aan een persoon met een psychiatrische aandoening.
5: Art. 36, lid 1, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg.
6: Art. 37, lid 1, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg.
7: Art. 38, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg.
8: Art. 3, Koninklijk Besluit van 15 december 2024 over de toegang tot gezondheidsgegevens.

terug

4. De handelwijze van bepaalde artsen die het aan de huisarts van een patiënt overlaten deze laatste een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid te bezorgen

In zijn zitting van 12 september 2025 werd de nationale raad van de Orde der artsen om advies verzocht betreffende de handelwijze van bepaalde artsen die het aan de huisarts van een patiënt overlaten deze laatste een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid te bezorgen.

Elke arts moet de patiënt de medische documenten die hij nodig heeft, bezorgen (artikel 26 van de Code van medische deontologie).

Het is een deontologische plicht van de arts om binnen de grenzen van zijn bevoegdheden en op een objectieve wijze gevolg te geven aan legitieme verzoeken van de patiënt. De arts kan zich hieraan niet onttrekken zonder gegronde reden.

Indien de patiënt voor dit document doorverwezen wordt naar zijn huisarts, brengt dat een extra raadpleging met zich en dus kosten voor de patiënt en de gemeenschap.

Dit verstoort de organisatie van de huisarts, die de patiënt snel moet onderzoeken zodat deze het attest binnen de gestelde termijn aan zijn werkgever kan bezorgen.

Uiteindelijk moet de patiënt extra stappen ondernemen om zijn rechten te doen gelden.

De nationale raad wijst er dan ook op dat artikel 26 van de Code van medische deontologie geldt voor alle collega’s.

Behoudens geldige reden, moet de arts die een medische ingreep verricht die leidt tot ongeschiktheid of die bij een patiënt arbeidsongeschiktheid vaststelt, zijn verantwoordelijkheid volledig opnemen en hem een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid afgeven indien hij dit nodig heeft.

Hij kan zich niet ontdoen van de administratieve aspecten die inherent zijn aan zijn medische praktijk, ten koste van andere collega's en de patiënt.

terug

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht