Zijn huisartsen écht tevreden over de kaderwet?
Het voorontwerp van de nieuwe kaderwet zet de hele artsenwereld op scherp. Huisartsen, specialisten, jonge artsen en syndicaten trekken aan de alarmbel: deze hervorming raakt het hart van de medische praktijk, autonomie en financiering. Er groeit een breed front van onvrede en bezorgdheid onder álle artsen, ongeacht discipline of statuut.
Tegen die achtergrond verscheen recent dan ook een opvallend bericht in de pers: “Huisartsen net tevreden met plan. De woede over Vandenbrouckes aanpak zit vooral bij de specialisten.” Maar is dat het hele verhaal? Wordt de werkelijke impact van de kaderwet voor huisartsen voldoende onderkend?
Als grootste artsenvereniging wil BVAS u als huisarts correct en volledig informeren over wat het voorontwerp van deze kaderwet écht betekent voor uw praktijk:
- Geen partiële conventionering meer mogelijk
De kaderwet maakt een gedeeltelijke toetreding tot het akkoord onmogelijk. In ruil zouden geconventioneerde artsen wél de mogelijkheid krijgen om in uitzonderlijke gevallen “richttarieven” toe te passen – dat wil zeggen: een beperkte toegestane honoraria-overschrijding die in het akkoord wordt vastgelegd. Maar volgens de kaderwet geldt dit uitsluitend voor zeer uitzonderlijke situaties, zoals innovatieve zorgvormen of ingrepen waarvoor de nomenclatuur zwaar verouderd is.Voor huisartsen zullen deze richttarieven in de praktijk wellicht niet van toepassing zijn. Van méér vrijheid voor geconventioneerde huisartsen zal dan ook wellicht amper sprake zijn.
- Premies exclusief voor geconventioneerde huisartsen
In de kaderwet hebben enkel nog geconventioneerde artsen recht op bepaalde premies. Deze koppeling heeft uitsluitend gevolgen voor huisartsen. Zo zullen de praktijkpremie (max. € 6.000), de GMD-starterspremie (€ 4.256) de tegemoetkomingen zorgcontinuïteit (€ 5.000 – € 7.500) of praktijkbeheer (€ 3.796 – € 6.327) en het sociaal statuut (€ 6.078,26) alleen nog worden toegekend aan huisartsen die volledig geconventioneerd zijn.Kortom, een gedeconventioneerde huisarts dreigt zo jaarlijks meer dan € 20.000 mis te lopen.
- Strikte beperking van supplementen
Bovenop het verlies aan tegemoetkomingen, beperkt de kaderwet ook sterk het aanrekenen van supplementen. Door een vorige wet van minister Vandenbroucke zijn vanaf 1 januari 2026 supplementen verboden bij àlle patiënten met verhoogde tegemoetkoming. Vanaf 1 januari 2028 worden in de kaderwet daarbovenop supplementen voor alle patiënten beperkt tot maximaal 25% van het ereloon. Supplementen kunnen bovendien beperkt worden tot het intellectuele gedeelte van de prestaties.De financiële alternatieven voor gedeconventioneerde huisartsen worden zo goed als volledig uitgehold.
- Premies en indexering afhankelijk van inwerkingtreding akkoord
Toekenning van de indexmassa en conventiegebonden premies is enkel mogelijk als minstens 50% van de huisartsen én 50% van de specialisten toetreden tot het akkoord (en minstens 60% van alle artsen conventioneert). Beslist één groep massaal om niet toe te treden, dan verliest ook u, als geconventioneerde huisarts, toegang tot indexering én premies.Door de premies uitsluitend voor te behouden aan geconventioneerde artsen dreigt het beleid in de toekomst artsengroepen tegen elkaar uit te spelen. Uw inkomen hangt zo deels af van keuzes waarop u zelf géén vat heeft.
Bij BVAS staat de belangenverdediging van alle artsen centraal – ongeacht hun specialisatie, praktijkvorm of statuut.
Wij laten ons niet leiden door politieke compromissen of overheidsdruk, maar door de realiteit van uw praktijk en het behoud van uw professionele autonomie. Voor huisartsen is deze kaderwet géén stap vooruit, maar een ingrijpende beperking van uw keuzemogelijkheden, financiële ruimte en zelfstandigheid.