Opdrachtenbrief mist draagvlak en onderbouwing waarschuwt BVAS
Op 22 juli 2025 ontving de Algemene Raad een opdrachtenbrief van minister Vandenbroucke, waarin een reeks beleidsprioriteiten en concrete maatregelen worden opgelegd voor de komende jaren. BVAS heeft hierover een formele reactie overgemaakt aan de Algemene Raad met fundamentele procedurele, principiële en inhoudelijke bezwaren. Graag informeren wij u hierbij over de belangrijkste elementen van onze tussenkomst.
Allereerst stelt BVAS vast dat de opdrachtenbrief gebaseerd is op een nog niet in werking getreden kader (de Kaderwet en het GDOS). De aanbevelingen en doelstellingen worden echter al voorgesteld als vaststaand beleid, terwijl de betrokken expertencommissies nog niet samengesteld zijn en hun werk nog niet hebben kunnen aanvatten. Daarmee wordt het reguliere overleg genegeerd en dreigen beslissingen te worden genomen zonder voldoende wetenschappelijke of klinische onderbouwing.
BVAS stelt ook vast dat er in deze brief opnieuw in belangrijke mate naar de sector van de artsenhonoraria wordt gekeken om aanzienlijke besparingen – ten belope van 150 miljoen euro – te realiseren. Dit terwijl de honoraria reeds jarenlang onder druk staan: hun aandeel in het RIZIV-budget is gedaald van 32% in 2009 naar 25,7% in 2024, ondanks toenemende zorgbehoeften door vergrijzing en bevolkingsgroei. Andere sectoren, zoals de administratiekosten, consultancycontracten, mesostructuren of medische huizen, blijven grotendeels buiten schot.
Daarnaast zijn er ernstige inhoudelijke problemen met de maatregelen die worden voorgesteld. Verschillende medische handelingen worden in de opdrachtenbrief zonder bewijs als “ondoelmatig” bestempeld, louter op basis van praktijkvariatie. Dergelijke redeneringen houden geen rekening met de klinische realiteit en dreigen de autonomie van artsen verder te ondermijnen. Ook worden voorstellen gelanceerd die slechts een schijn van besparing creëren, zoals het schrappen van handelingen uit lijst A. Deze hebben geen impact op het totaalbudget van het BFM, maar leiden tot herverdeling ten nadele van algemene ziekenhuizen en kunnen zelfs tot bijkomende uitgaven voor het RIZIV leiden. Bovendien zijn de voorgestelde veranderingen juridisch en administratief niet realiseerbaar op de vooropgestelde korte termijn.
Op principieel vlak maken wij bezwaar tegen de manier waarop forfaits worden afgeschaft zonder alternatief dat transparantie en tariefzekerheid garandeert. Ingrepen die poliklinisch kunnen plaatsvinden, moeten zowel intra- als extramuraal op gelijke wijze worden vergoed. Dit vereist een aanpassing van de huidige regelgeving, waar vandaag geen sprake van is in de opdrachtenbrief.
Hoewel BVAS zich kritisch opstelt tegenover het merendeel van de voorstellen, erkennen wij dat bepaalde elementen wel degelijk waardevol zijn. Zo verwelkomen wij het initiatief om het debat rond end-of-life zorg op te starten, evenals de aandacht voor rationeel medicatiegebruik bij bijvoorbeeld PPI’s en statines.
BVAS doet ook constructieve voorstellen om de noodzakelijke hervormingen in nomenclatuur en ziekenhuisfinanciering in 2028 te ondersteunen. Wij pleiten ervoor om het beoogde besparingsbedrag niet exclusief bij de artsen te zoeken, maar via een lineaire inspanning over alle sectoren heen (binnen én buiten begrotingsdoelstelling).
Tot slot herinnert BVAS eraan dat de Algemene Raad het uiteindelijke beslissingsrecht heeft over de invulling van de maatregelen binnen het opgelegde budgettaire kader. Wij betreuren dat nog steeds geen uitvoering werd gegeven aan punt 4.1.1.4 van het akkoord Artsen-Ziekenfondsen 2024-2025 met betrekking tot artikel 35§4, ondanks herhaalde oproepen vanuit de artsenvertegenwoordiging. Bovendien blijven wij aandringen op een oplossing voor de telefonische consultaties, die onterecht op "0" gewaardeerd blijven. Een beperkte verhoging van het remgeld bij niet-VT-patiënten kan hiervoor een haalbare financiële oplossing bieden
Wilt u de volledige brief nalezen? Klik hier om de volledige reactie van BVAS te raaplegen.