Kosten verbonden aan de werking van de Medische Raad, wie betaalt?

Monard-D'Hulst

Kunnen leden van de Medische Raad verplicht worden om de "bijdrage werking Medische Raad" te betalen?

De leden van de Medische Raad zijn vaak geëngageerde artsen, die er hun hand niet voor omdraaien om hun vrije avonden in te vullen met urenlang vergaderen. In de meeste ziekenhuizen worden zij hier (vooralsnog niet) vergoed.  Soms worden er ‘zitpenningen’ betaald. In bijna alle gevallen wordt een broodjesmaaltijd of diner voorzien. Daarenboven is het zo dat lid zijn van de Medische Raad tegenwoordig een hele uitdaging (en verantwoordelijkheid) inhoudt. Artsen zijn dan wel universitair geschoold, maar een antwoord bieden op alle juridische en financiële kwesties die voor advies worden voorgelegd aan de Medische Raad, is niet steeds evident. De meeste Medische Raden laten zich dan ook op regelmatige basis bijstaan door technisch raadgevers, juristen en revisoren, waarvoor de kosten al gauw oplopen. Maar wat met de rekening?

In de meeste ziekenhuizen wordt een ‘bijdrage werking Medische Raad’ gevraagd in de vorm van een forfaitaire vergoeding die de artsen jaarlijks moeten betalen. Sommige artsen weigeren steevast deze vergoeding te betalen.  Kunnen zij hiertoe verplicht worden?

Het antwoord op deze vragen is nochtans direct in de wetgeving terug te vinden. Wat velen immers niet weten, is dat de ‘werkingskost Medische Raad’ wettelijk wordt beschouwd als een “kost gedekt door de centraal geïnde erelonen”.

Artikel 37 van het Koninklijk Besluit van 10 augustus 1987 tot vaststelling van de regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van de medische raad stelt dat de kosten verbonden aan de werking van de Medische Raad kunnen worden beschouwd als kosten die veroorzaakt worden door de medische prestaties en die niet door het Budget Financiële Middelen worden vergoed. Deze kosten kunnen dus worden afgehouden van de centraal geïnde honoraria op grond van artikel 155, §1, 3° van de Ziekenhuiswet [cf. artikel 37 van het Koninklijk Besluit van 10 augustus 1987 tot vaststelling van de regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van de medische raad in uitvoering van de artikelen 24, 25 en 23 van de wet van 23 december 1963 op de ziekenhuizen]

Dit impliceert dat de ‘factuur’ van de Medische Raad eenvoudigweg kan verrekend worden via de afhoudingen op de centraal geïnde erelonen, en dient te worden aangeboden aan de dienst Centrale Inning, die al of niet door het ziekenhuis wordt georganiseerd.

Wordt er gewerkt met ‘reële kostenafhoudingen’, dan dient deze kostenpost bijkomend en evenredig ten laste van alle artsen worden opgenomen in de jaarlijkse afrekening. Wordt er gewerkt met ‘procentuele afhoudingen’, dan dienen de afhoudingspercentages rekening te houden met deze kost. Indien de afhoudingen niet volstaan, kan de Medische Raad in consensus met het ziekenhuisbeheer de percentages navenant verhogen zonder afzonderlijke toestemming van de individuele ziekenhuisarts.

Een afzonderlijke ‘bijdrage medische raad’ aan de artsen aanrekenen is dus niet nodig en bovendien niet praktisch, nu de kosten kunnen variëren en de Medische Raad autonoom moet kunnen beslissen of het maken van bepaalde kosten noodzakelijk is of niet. Wel is het vanzelfsprekend dat het beslissingsproces binnen de Medische Raad tot het maken van bepaalde bijkomende kosten ten laste van de erelonen van de artsen zorgvuldig dient te gebeuren. Desgevallend kan de Medische Raad bij het vaststellen van belangrijke bijkomende kostenposten de Algemene Vergadering van ziekenhuisartsen bijeenroepen om hen hierover te informeren en desgevallend een stemming te organiseren.

 
 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht

Lid worden

Hier vindt u alles wat uw lidmaatschap bij het Vlaams Artsensyndicaat inhoudt.

Ontdek hier uw lidmaatschap.