Nieuwe adviezen van de Orde

21.12.2021

U vindt hier de adviezen van de Nationale Raad van 11 december jl.

1. Medisch document nodig voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract sector leven ingevuld door een behandelend arts
2. Ereloon - Onduidelijkheden voor patiënten
3. Het beroepsgeheim en de bescherming van minderjarigen (arrest Hof van Cassatie, 26 maart 2021)

1. Medisch document nodig voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract sector leven ingevuld door een behandelend arts

De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht of het in overeenstemming is met de medische deontologie dat een behandelend arts een medisch document invult nodig voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract sector leven.

De medische deontologie verbiedt om de rol van zorgverlener met een therapeutische relatie en de beoordeling van de gezondheidstoestand van eenzelfde patiënt gelijktijdig uit te voeren wanneer deze aanvraag uitgaat van een derde (artikel 43 van de Code van medische deontologie).

Wanneer het de patiënt is die het hem vraagt, kan de behandelend arts aanvaarden de medische documenten in te vullen nodig voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract sector leven (levensverzekering, schuldsaldoverzekering, gewaarborgd loon).

De behandelend arts gebruikt de gezondheidsgegevens waarover hij als behandelend arts beschikt om de documenten in kwestie in te vullen enkel met het uitdrukkelijke akkoord van de patiënt.

Hij legt aan deze laatste uit welke gegevens hij bekendmaakt in het medisch document zodat de patiënt, perfect ingelicht over de inhoud ervan, vrij beslist welk gebruik hij ervan zal maken op grond van zijn zelfbeschikkingsrecht.

Indien de patiënt zich verzet tegen bepaalde bekendmakingen, beoordeelt de arts of hij moet weigeren het document op te stellen met als reden dat de door de patiënt gevraagde weglating de oprechtheid van zijn verklaringen aantast.

De arts heeft de verantwoordelijkheid om bij het opstellen van een medisch document de beginselen van oprechtheid, objectiviteit, voorzichtigheid en discretie in acht te nemen.

In het belang van de patiënt verwijst de behandelend arts hem door naar een arts gespecialiseerd in verzekeringsgeneeskunde en medische expertise indien hij vaststelt dat een bijzondere technische kennis vereist is om de documenten in te vullen of om de patiënt in te lichten over zijn rechten.

Tot slot herinnert de nationale raad aan zijn advies van 15 september 2018, met als titel Vraag van de patiënt aan de behandelende arts om medische formulieren in te vullen voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract (a162008).

Het is een deontologische plicht van de behandelend arts, binnen de grenzen van zijn bekwaamheden en objectief, te voldoen aan de rechtmatige vragen van de patiënt die slechts kunnen worden geconcretiseerd met zijn medewerking. Hij kan zich er niet aan onttrekken zonder gegronde reden. (artikel 26 van de Code van medische deontologie).

De woorden “ Het medisch onderzoek dat voorafgaat aan het sluiten van een verzekeringsovereenkomst van de sector leven (levensverzekering, schuldsaldoverzekering, gewaarborgd loon) is een verrichting die gevraagd en vergoed wordt door de verzekeringsmaatschappij. De behandelend arts dient deze opdracht dan ook niet te aanvaarden.” worden weggelaten uit de commentaar bij artikel 43 van de Code van medische deontologie en uit het advies van 15 februari 2020 met als titel Inzage in de medische gegevens van een persoon door de arts die zijn gezondheidstoestand dient te beoordelen (a167002).

terug

2. Ereloon - Onduidelijkheden voor patiënten

In zijn vergadering van 11 december 2021 nam de nationale raad kennis van onduidelijkheden bij patiënten omtrent de inning van het ereloon door hun arts na een consultatie.

Tientallen patiënten hadden zich in een consumentenprogramma op de openbare omroep beklaagd omdat ze enkele euro’s meer dienden te betalen dan het vermelde bedrag op het ontvangstbewijs van het getuigschrift voor verstrekte hulp. De patiënten voelden zich hierdoor bedrogen en gaven aan dat het vertrouwen in hun arts hierdoor geschonden was. Zij vroegen zich af waar ze duidelijke informatie over de terugbetaling en inning van medische prestaties konden raadplegen en waar ze aangifte konden doen van onregelmatigheden.

De nationale raad betreurt de aangekaarte wantoestanden en herinnert aan het artikel 33 van de Code van medische deontologie dat stelt: “De arts bepaalt zijn ereloon correct en op basis van de werkelijk geleverde prestaties. De arts informeert de patiënt vooraf duidelijk over de bepaling van zijn ereloon”.

De nationale raad benadrukt dat het voor het vertrouwen, dat de basis vormt van een goede arts-patiëntrelatie, noodzakelijk is dat de arts de patiënt voorafgaandelijk inlicht over het ereloon en de inning op een correcte manier uitvoert.

Er rijzen nog vele onduidelijkheden over het gebruik van het getuigschrift voor verstrekte hulp en het bijhorende ontvangstbewijs, niet in het minst omwille van de vele omstandigheden die zich in de praktijk kunnen voordoen (conventiestatus van de arts, bijzondere eisen van de patiënt, al of niet toepassing van de derdebetalersregeling, directe of uitgestelde inning, enz.). De exacte modaliteiten zijn terug te vinden op https://www.medattest.be/site/nl/applications/Riziv/content/help.html onder de rubriek E3.

Indien patiënten klachten hebben over het financieel aspect van de zorgverlening kunnen ze terecht bij de provinciale raad van inschrijving van de arts* of bij de federale ombudsdienst “Rechten van de patiënt”** voor de ambulante zorgsector of bij de ombudsdienst van het ziekenhuis waar de prestatie plaatsvond.

https://ordomedic.be/nl/provinciale-raden/provinciale-raden

** Federale ombudsdienst “Rechten van de patiënt”:
Nederlandstalige federale Ombudspersoon
Tel. : 02/524.85.20; Fax: 02/524.85.38
E-mail: bemiddeling-patientenrechten@health.fgov.be

terug

3. Het beroepsgeheim en de bescherming van minderjarigen (arrest Hof van Cassatie, 26 maart 2021)

De nationale raad heeft naar aanleiding van het arrest van het Hof van Cassatie van 26 maart 2021, nr. D.18.0015.N de deontologische gevolgen onderzocht. In het arrest van 26 maart 2021 voegt het Hof van Cassatie bijkomende voorwaarden toe aan de uitzonderingen op het beroepsgeheim zoals bepaald door artikel 458bis Strafwetboek en de patiënt-slachtoffer-regel. Onderstaand advies becommentarieert de bijkomende voorwaarden zoals bepaald door het Hof, vanuit het deontologische standpunt van de arts.

Artikel 458bis Strafwetboek

Artikel 458bis Strafwetboek bepaalt dat de arts die kennis heeft van een bepaald misdrijf1, gepleegd op een minderjarige of een kwetsbare persoon, het misdrijf ter kennis kan brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de kwetsbare persoon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of kwetsbare personen het slachtoffer worden van de bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen.

Het Hof van Cassatie heeft in het arrest van 26 maart 2021 geoordeeld dat “artikel 458bis Strafwetboek niet van toepassing is in een geval waarin een hulpverlener enkel met het slachtoffer van een misdrijf in de zin van dat artikel contact heeft gehad”. Met andere woorden, de arts kan zich slechts beroepen op de uitzondering zoals bepaald door artikel 458bis Strafwetboek indien hij in contact is gekomen met de dader en het slachtoffer van het misdrijf.

De nieuwe voorwaarde gesteld door het Hof van Cassatie is problematisch ten opzichte van het deontologisch standpunt dat de Orde tot nu toe heeft aangenomen.

De arts heeft een zorgfunctie en een beschermingsfunctie. Overeenkomstig artikel 29 van de Code van medische deontologie, moet de arts, na de nodige zorgen te hebben toegediend, de minderjarige of kwetsbare patiënt die mogelijks het slachtoffer is geworden van een ernstig misdrijf, beschermen. Dit gebeurt door de betrokkene in veiligheid te brengen, het probleem met hem te bespreken en hem aan te sporen initiatieven te nemen. Indien noodzakelijk, kan de arts aangifte doen bij de bevoegde instanties, mits voldaan is aan de voorwaarden zoals bepaald door artikel 458bis Strafwetboek of mits hij zich kan baseren op een andere wettelijke of door de rechtspraak ontstane uitzondering op het beroepsgeheim.

Het is niet de opdracht van de arts de rol op te nemen van opsporingsambtenaar. De arts heeft de deontologische plicht neutraal te zijn en zich te onthouden van elk oordeel over een mogelijk daderschap.

Bijgevolg is de bijkomende voorwaarde gesteld door het Hof van Cassatie in de praktijk moeilijk toepasbaar.

De patiënt-slachtoffer-regel

De patiënt-slachtoffer-regel is een uitzondering op het beroepsgeheim die ontstaan is uit eerdere rechtspraak van het Hof van Cassatie. De regel bepaalt dat het beroepsgeheim van de arts zich niet uitstrekt tot misdrijven waarvan de patiënt het slachtoffer is.2

Het Hof van Cassatie heeft in het arrest van 26 maart 2021 geoordeeld dat de patiënt-slachtoffer-regel slechts van toepassing is “in een geval waar de hulpverlener enkel met dat slachtoffer in contact is gekomen”. Met andere woorden, de arts kan zich niet beroepen op de patiënt-slachtoffer-regel indien hij ook met de dader in contact is gekomen.

De nationale raad heeft eerder al kritiek geuit op de patiënt-slachtoffer-regel.3 Het beroepsgeheim heeft tot doel de vertrouwensrelatie tussen de arts en de patiënt te beschermen. Elke situatie waarin het beroepsgeheim in vraag wordt gesteld, moet door de arts worden beoordeeld op grond van de wettelijke uitzonderingen, in het bijzonder artikel 458bis Strafwetboek en de noodtoestand. Het loutere feit dat de patiënt het slachtoffer is geworden van een misdrijf, is geen voldoende reden voor de arts om het beroepsgeheim te doorbreken en de bevoegde instanties in te lichten. De nationale raad houdt dit standpunt aan, onverminderd de bijkomende voorwaarde die het Hof hieraan verbindt.


1: Het betreft onder meer bepaalde vormen van voyeurisme, aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, bepaalde feiten die te maken hebben met prostitutie, bepaalde feiten gelieerd aan kinderporno, doodslag, opzettelijke slagen en verwondingen, genitale verminking, kinderverwaarlozing, mensenhandel, etc.

2: Cass. 18 juni 2010; Cass. 22 mei 2012; Cass. 31 oktober 2012

3: Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 4 juli 2015, “Eerbiediging van het medisch geheim wanneer de arts verneemt dat zijn patiënt het slachtoffer was van een misdrijf”, a150004

terug

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht