Nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen gestemd en goedgekeurd (Vandelanotte)
Accountancykantoor Vandelanotte, onze partner bij fiscaal en boekhoudkundig advies, licht het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen verder toe.
Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maar op 28 februari 2019 werd het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (“WVV”) dan toch goedgekeurd. Vanaf 1 mei 2019 zal dit nieuwe WVV stapsgewijs in werking treden.
Deze hervorming komt er als sluitstuk van een hele reeks hervormingen van het ondernemingsrecht. In voorgaande wetswijzigingen werd het ondernemingsbegrip reeds gevoelig uitgebreid en werd een nieuwe regelgeving inzake insolventierecht ingevoerd in het Wetboek Economisch Recht. De gevolgen zijn bijzonder vergaand. Zo kan elke ondernemer, dus ook artsen en hun vennootschappen, failliet verklaard worden en staan ook de mogelijkheden die de vroegere wet continuïteit ondernemingen bood op het vlak van schuldeiserbescherming thans voor artsen open.
Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen brengt opnieuw heel wat substantiële wijzigingen met zich mee, waarbij de wetgever vereenvoudiging en flexibilisering als krachtlijnen vooropgesteld heeft.
Wij geven u hierbij alvast een beknopt overzicht van enkele belangrijke krijtlijnen voor artsenvennootschappen:
1. Beperking van het aantal vennootschapsvormen
De wildgroei aan vennootschapsvormen wordt door het nieuwe WVV gereduceerd tot vier basisvormen: de besloten vennootschap (BV), de naamloze vennootschap (NV), de coöperatieve vennootschap (CV) en de maatschap. De wetgever heeft voor deze vier vennootschapsvormen gekozen, vermits de andere bestaande vormen juridisch tot één van deze vier basisvormen kunnen herleid worden, weliswaar met varianten.
De maatschap
De maatschap wordt de basisvennootschapsvorm voor vennootschappen zonder (volkomen) rechtspersoonlijkheid. De maatschap kan stil of tijdelijk zijn en kan onder bepaalde voorwaarden toch rechtspersoonlijkheid verkrijgen en de vorm aannemen van een commanditaire vennootschap (Comm.V.) of een vennootschap onder firma (VOF).
Hoewel deze maatregel geen gevolg is van het WVV maar van de ruimere hervorming van het ondernemingsrecht, brengen we graag nog even in herinnering dat elke maatschap dient te worden ingeschreven in de kruispuntbank der ondernemingen tegen uiterlijk 30 april 2019.
Besloten vennootschap (BV)
Het merendeel van de artsenvennootschappen heeft de BVBA als rechtsvorm aangenomen. De huidige BVBA wordt herdoopt tot de nieuwe, versoepelde besloten vennootschap: BV. De BV wordt dé basisvennootschapsvorm bij uitstek voor kleine tot (middel)grote ondernemingen, die ook in een internationale context gemakkelijk kan gebruikt worden. Deze nieuwe BV zal ook in de toekomst de artsenvennootschap bij uitstek blijven.
Onder de nieuwe regeling zal dit de meest flexibele vennootschapsvorm zijn, waar contractuele vrijheid centraal staat. Dit vertaalt zicht ondermeer in schier eindeloze mogelijkheden qua type effecten die kunnen worden uitgegeven en qua overdrachtsbeperkingen. Centraal staat de gedachte dat het voor vennoten mogelijk wordt om een BV op maat van hun onderneming te creëren. Dit laat uiteraard de deontologische regels die gelden in verband met het uitoefenen van het artsenberoep onverlet.
Voor de oprichting zal er niet langer een minimumkapitaal vereist zijn. Deze versoepeling wordt evenwel opgevangen door de vereiste dat de vennootschap bij haar oprichting over een toereikend eigen vermogen beschikt in het licht van de voorgenomen bedrijvigheid én door de vereiste van een verstrengd financieel plan. Voor bestaande vennootschappen zal het bestaande kapitaal worden omgezet in een statutair onbeschikbare reserve, die net zoals bij de huidige kapitaalvermindering, enkel zal kunnen worden uitgekeerd mits een statutenwijziging.
De flexibiliteit die de wetgever voor ogen had vinden we ook terug in het uitkerings- en dividendbeleid van een vennootschap. Toch is er een belangrijke nieuwe beperking waaraan uitkeringen aan de aandeelhouders moeten voldoen. In het licht van de afschaffing van het kapitaal wordt een nieuwe beperking ingevoerd die de schuldeisers van de vennootschap voldoende bescherming moet geven.
Onder het nieuwe WVV moet elke uitkering aan de aandeelhouders – in welke vorm dan ook – voldoen aan de liquiditeits- en netto-actief voorwaarde. Een uitkering aan de aandeelhouders mag er dus niet voor zorgen dat het netto actief van de vennootschap negatief wordt. De vennootschap moet ook in staat zijn om, na de uitkering, haar opeisbare schulden over een periode van minstens 12 maanden te kunnen betalen. Dit is uiteraard geen evidente inschatting. De beoordeling en de verantwoordelijkheid hiervan rust volledig bij de bestuurder(s). Die laatste zullen dan ook de verantwoording van deze uitkering moeten opnemen in een verslag. Door het inbouwen van deze voorwaarden worden de nodige waarborgen in verband met de liquiditeitspositie van de vennootschap (bij uitkering) verzekerd.
Bepaalde schuldeisers (bv. kredietinstellingen, …) kunnen op dit vlak mogelijk nog bijkomende contractuele beperkingen opleggen. Gezien het belang van dit verantwoordingsluik en de bijhorende aansprakelijkheid, is het zeker aan te raden dat bestuurders hierbij het nodige advies inwinnen bij hun accountant.
Naast extra verantwoordelijkheid biedt het nieuwe WVV, zoals eerder vermeld in dit artikel, ook heel wat flexibiliteit! Het zal voortaan mogelijk zijn om, binnen een BV, zowel de winsten van het lopend jaar, het voorgaande boekjaar waarover de jaarrekening nog niet werd goedgekeurd, de overgedragen winsten alsook de beschikbare reserves uit te keren (de zogenaamde tussentijdse - en interimdividenden). Dit alles uiteraard op voorwaarde dat er aan de dubbele uitkeringstest voldaan kan worden.
Ook wordt voortaan de mogelijkheid geboden om, binnen de BV, de rechten op aandelen op maat te gaan moduleren. Op die manier kan aan bepaalde aandelen voortaan preferente dividendrechten worden toegekend, of kunnen meervoudige stemrechten worden toegekend aan bepaalde aandelen. De mogelijkheden zijn hier schier eindeloos, zo zou men aan 10% van de aandelen 90% van de stem- en/ of dividendrechten kunnen toekennen.
De wijzigingen van het nieuwe WVV hebben ten slotte ook fiscaal een impact. Vennootschappen zonder een minimum maatschappelijk kapitaal waren voorheen onder andere uitgesloten van het gunstregime om dividenden uit te keren aan een tarief van 15% roerende voorheffing (in plaats van 30%). Omdat de kapitaalvereiste voor bepaalde vennootschapsvormen in het WVV wordt afgeschaft, werd besloten om deze vereiste voortaan fiscaal ook niet langer meer te handhaven.
Naamloze vennootschap (NV)
Het is de wil van de wetgever dat de NV de meest aangewezen rechtsvorm voor de grootste en beursgenoteerde ondernemingen. Voor artsenvennootschappen zal deze vennootschapsvorm, net zoals op heden reeds het geval is, niet de meest aangewezen rechtsvorm zijn.
De coöperatieve vennootschap (CV)
De coöperatieve vennootschap op haar beurt keert terug naar haar oorspronkelijke bestaansreden. Enkel vennootschappen die echt opereren vanuit de coöperatieve gedachte zullen nog van deze vennootschapsvorm gebruik kunnen maken. Uit de memorie van toelichting bij het WVV blijkt dat van de zogenaamde erkende coöperatieve vennootschappen wordt aangenomen dat zij aan de nieuwe strengere voorwaarden voldoen.
Hoewel de coöperatieve vennootschap een vennootschapsvorm is die bij artsen veel minder voorkomt dan bij andere vrije beroepen hebben toch een aantal artsenvennootschappen voor deze rechtsvorm gekozen. Het merendeel van deze coöperatieve vennootschappen zal niet aan deze voorwaarden voldoen. Zij zullen genoodzaakt zijn een onderkomen te zoeken in een andere vennootschapsvorm, in principe de BV. Daar tegenover staat evenwel dat een aantal mogelijkheden die vroeger beperkt waren tot de coöperatieve vennootschap in de toekomst ook in de BV in de statuten kunnen worden voorzien (vb. uittreden lastens het vennootschapsvermogen)
2. Enkele belangrijke wijzigingen op vlak van bestuur
- De terminologie wordt geharmoniseerd. Voortaan spreken we bij alle rechtsvormen van bestuursorganen, waarin bestuurders zetelen. De zaakvoerder van de BVBA zal in de toekomst dus de bestuurder van de BV zijn.
- Voor alle vennootschappen bestaat de mogelijkheid om in een dagelijks bestuur te voorzien. Voorheen was dit in principe in de BVBA niet mogelijk.
- In geval van een belangenconflict, een tegenstrijdigheid van belang van vermogensrechtelijke aard, kan de geconflicteerde bestuurder niet deelnemen aan de beraadslaging en stemming omtrent de betrokken beslissing of verrichting. Indien alle bestuurders geaffecteerd zijn dient de beslissing door de algemene vergadering te worden genomen. De vereiste tot het aanstellen van een lasthebber ad hoc die in het verleden diende te worden aangesteld en waarvan niemand echt goed de zin begreep, verdwijnt dan weer.
- Onder de nieuwe regeling wordt de aansprakelijkheid van bestuurders van zowel vennootschappen als verenigingen beperkt tot een maximumbedrag, welk bedrag bepaald wordt i.f.v. de grootte (omzet en balanstotaal) van de onderneming. Op deze aansprakelijkheidsbeperking zijn er evenwel enkele uitzonderingen voorzien. (opzettelijke fouten, sociale schulden). Bovendien werd de regeling inzake de zogenaamde cap op bestuurdersaansprakelijkheid door amendementen die letterlijk op de laatste dag werden ingediend en goedgekeurd dermate uitgehold dat de er de facto niet veel meer van overblijft.
We benadrukken volledigheidshalve dat de weldadige beperkingen van de aansprakelijkheid uiteraard de persoonlijke aansprakelijkheid van de arts voor zijn medisch handelen die deontologisch is voorzien onverlet laat.
3. Inwerkingtreding
Zoals hoger aangegeven, zal het nieuwe WVV stapsgewijs in werking treden vanaf 1 mei 2019, en dit als volgt:
- Vanaf 1 mei 2019 zal het WVV integraal van toepassing zijn op de nieuwe vennootschappen en verenigingen. De bestaande rechtspersonen kunnen zich desgevallend vanaf 1 mei 2019 vrijwillig onderwerpen aan de nieuwe regeling (via een zogenaamde “opt-in”).
- Vanaf 1 januari 2020 zullen de dwingende wetsbepalingen van rechtswege, met onmiddellijke ingang van toepassing zijn op de bestaande vennootschappen en verenigingen, zoals bijvoorbeeld de nieuwe benamingen en afkortingen, de omvorming van het kapitaal in de BV in een statutair onbeschikbare eigen vermogensrekening, enz. Verder zal vanaf dan elke statutenwijziging tot gevolg hebben dat de volledige statuten dienen te worden gealigneerd met het nieuw Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen.
- De bestaande rechtspersonen die geen statutenwijzigingen doen, dienen uiterlijk op 1 januari 2024 hun statuten te hebben aangepast aan de nieuwe regels.
- Ook de bestaande rechtspersonen met een vennootschapsvorm die door het nieuwe WVV wordt afgeschaft, zijn aan dezelfde deadline onderworpen. Indien deze rechtspersonen niet tijdig tot omzetting overgaan, zullen zij van rechtswege in de meest gelijkende rechtsvorm omgezet worden.
Bron: Vandelanotte