Patiënten worden niet beter van dure projecten voor geïntegreerde zorg

13.07.2022

Minister Vandenbroucke was er maandag (11.07.2022) als de kippen bij om een enthousiast persbericht uit te sturen over de voortzetting van 12 proefprojecten voor geïntegreerde zorg. Maar dat enthousiasme is misplaatst. De projecten werden nooit geëvalueerd en van de beoogde efficiëntiewinst is geen sprake. BVAS maakt zich sterk dat hier geen enkele patiënt beter van wordt.

Het Verzekeringscomité van het RIZIV zette op maandag 11 juli het licht op groen voor de voortzetting van 12 lokale proefprojecten voor geïntegreerde zorg die in 2018 van start gingen en eind dit jaar zouden aflopen. De discussie over de projecten duurde anderhalf uur en er waren heel wat negatieve commentaren. Toch was de vergadering maar amper afgelopen of er volgde al een goednieuwsshow van minister Frank Vandenbroucke, die zich erin verheugde dat “geïntegreerde zorg wordt verankerd in de Belgische gezondheidszorg.”

Daarmee doet Vandenbroucke de waarheid geweld aan. Wie de 12 proefprojecten van nabij bekijkt, stelt vast dat er maar 21.955 chronische patiënten geïncludeerd zijn. Op een bevolking van 11,5 miljoen is dat maar 0,19%, terwijl onderzoek aantoont dat 29% van de Belgen ouder dan 15 jaar aangeven aan minstens één chronische ziekte te lijden. Het aantal geïncludeerde chronische patiënten is dus peanuts in vergelijking met het totaal aantal chronische patiënten in België.

De kostprijs per opgenomen chronisch zieke varieert van 2.498 euro in het duurste project (Boost in Brussel) tot 60 euro in het minst dure (Zorgzaam Leuven). Het duurste project kost dus meer dan 40 keer meer per patiënt dan het goedkoopste. Naar het waarom is het gissen. Nergens is er sprake van een evaluatie van de projecten. Of er ook maar één diabetespatiënt beter werd van een proefproject is niet te achterhalen. Evenmin weten we of er ook maar één behandelde kankerpatiënt sneller terug aan het werk kon.

Waar het aanvankelijk de bedoeling was dat deze projecten zichzelf zouden financieren door een daling van de uitgaven en een grotere efficiëntie, geeft minister Vandenbroucke zelf toe dat dit idee gaandeweg verlaten werd en “dat deze projecten financiële middelen nodig hadden om innoverende initiatieven te ontwikkelen.” Het ziet er dus eerder naar uit dat de projecten meer zullen kosten dan ze ooit opbrengen. Van prestatiegebonden financiering wordt geëist dat die doelmatig is, en terecht. Het is op zijn minst gezegd vreemd dat voor de financiering van dit soort vage, ongedefinieerde projecten diezelfde eis van doelmatigheid overboord wordt gegooid.

Volgens minister Vandenbroucke zijn de projecten nodig omdat de zorg voor chronisch zieken tegenwoordig als “zeer onpersoonlijk” wordt ervaren. Hij wijt dat aan het feit dat alle zorgverleners “afzonderlijk optreden, zonder echte coördinatie en vaak per prestatie betaald worden.” Dat is flagrant in tegenspraak met de realiteit te velde. Dat de minister het nodig vindt een sneer uit te delen aan alle artsen en zorgverleners die hoofdzakelijk per prestatie werken, is een schande.

In tegenstelling tot de aanname van Vandenbroucke wordt chronische zorg doorgaans zeer persoonlijk ervaren, in het bijzonder door de chronische patiënten zelf die zich omringd voelen door een kleine, hechte groep van zorgverleners bij wie ze zich veilig voelen, en in goede handen.

De conclusie is duidelijk: de verankering van geïntegreerde zorg is een dure omweg om de betaling per prestatie te minimaliseren of af te schaffen. Of er ook maar één patiënt beter wordt van deze proefprojecten interesseert minister Vandenbroucke niet zozeer, als ze maar passen in zijn star ideologisch concept. Van een nationale uitrol van deze lokale proefprojecten kan voor BVAS in elk geval geen sprake zijn.

Dr. Johan Blanckaert
Voorzitter BVAS
 

 
Deel dit bericht: 
Deel dit bericht